Visie

Toen

Er was een tijd waarin ik dacht dat iedereen diep van binnen hetzelfde wilde, de hele wereld zien. Simpelweg omdat ik me niet kon voorstellen dat iemand dat niet wilde. Dat was toen.

Nu

Het is niet voor iedereen weggelegd om op de fiets de wereld over te trekken, het avontuur tegemoet. Het is een uitdaging die niet iedereen aanspreekt. Sommigen vinden het eng, anderen zouden zich een ongeluk vervelen of hun familie of woonplaats verschrikkelijk missen, weer anderen moeten er niet aan denken het grootste deel van iedere dag fysieke inspanning te moeten leveren, en zo zijn er nog allerlei andere redenen waarom niet iedereen de aardbol over wil trappen.

Wat ik interessant vind is, ‘waar komt dat nou vandaan?’. Waarom droomt de één van vroeg een gezin starten, een eigen huis, kinderen krijgen, of van een succesvolle carrière, en waarom wil de ander door de gloeiende zon, regen of koude wind een loodzware fiets door de bergen trappen? Is dat de vraag van nature versus nurture? Zit het in je hersens, je genen of ben je zo opgevoed? Of gaat het verder dan dat en komt er dan toch ergens dat ongrijpbare idee van een ‘ziel’ bij kijken? Waarom ‘hoort iets bij je’, zoals wij het graag noemen?

Dat niet iedereen ‘diep van binnen’ dezelfde dromen en verlangens heeft is mij door de jaren heen duidelijk geworden. Het zou ook wat zijn als we allemaal hetzelfde wilden en we zo als één eindeloos peloton in een sliert de wereld rond fietsten. Al zal dat misschien meer mensen aanspreken dan het idee om het alleen te doen. Vooral dat ‘alleen’ lijkt schrik aan te jagen. Over het feit dat ik, als jonge, smalle, blonde vrouw alleen ga, spreken vooral mannen, zich geregeld kritisch uit. Iets wat ik zeker niet altijd leuk vind, omdat het soms betuttelend, soms zelfs verwijtend overkomt. Meestal komen ze niet verder dan me vertellen dat het ‘levensgevaarlijk’ is. Alleen al de namen van landen als Kazachstan, Oekraïne, Kirgizië jagen mensen schrik aan, terwijl de gemiddelde Nederlander toch zéér weinig over deze landen weet, laat staan er zelf geweest is. Ik ben mij wel degelijk bewust van de gevaren, maar ik weiger in spookbeelden te geloven van barbaarse landen met ‘slechte’ mensen.

Een andere reactie die ik vaak krijg is; ‘Dat zou ik echt niet kunnen, al die tijd alleen zijn.’. Mensen vinden het moeilijk om lange tijd met zichzelf door te brengen. Tegen wie moet je dan praten? Het antwoord ligt voor de hand, inderdaad, tegen jezelf, en tegen alle andere mensen die je tegenkomt onderweg. Wie vind het interessanter wat jij allemaal te vertellen hebt, meemaakt, fantaseert en waar jij je zorgen over maakt, dan jijzelf? Ik kan mijzelf daar dag na dag na dag mee vermaken. Daarnaast voer ik hele gesprekken in mijn hoofd met bijv. mijn moeder of vrienden, ik kan ook zelf bedenken wat ze terug zouden zeggen, en we zijn het verbazend vaak eens. En dan is er natuurlijk nog de bevolking van het land én als je boft nu en dan een andere reiziger. Het lange gebrek aan echt contact doet iets met de gesprekken die je met hen hebt. Ze gaan veel sneller de diepte in, krijgen betekenis, of je lacht zoals je al weken niet meer gelachen hebt, en na twee dagen voelt het alsof je al maanden met die ander samen reist.

de ‘MAAR’

Er is één soort reactie die ik geregeld krijg die ik wat lastig vind, omdat hij zelden tot een bevredigend gesprek leidt en mijn idee over wat leven is, tegen de borst stuit. Dat zijn de verschillende varianten van ‘Wat te gek dat je dat zo maar kunt doen! Ik zou dat ook wel willen, zo’n reis, maar…’

  • MAAR, ik heb een koophuis..
  • MAAR, dan moet ik mijn huurwoning opzeggen, en waar moet ik dan wonen als ik terugkom?…
  • MAAR, ik heb een baan en het is zo’n slechte tijd nu om nieuw werk te vinden en en en en…
  • MAAR, ik heb een vriend(in) en die heeft nu een baan/een huis/vul zelf maar in…
  • MAAR (vaak moet de ‘maar’ nog invulling worden gegeven, maar DAT er een ‘maar’ is, is zeker)

Er is al-tijd een MAAR te bedenken, voor alles, altijd, voor de rest van je leven.

Als je ‘maar’s verzint, ga dan eens goed bij jezelf na:

  1. Wil ik dit écht, maar ben ik bang voor de onzekerheid die het gaat brengen? óf
  2. Wil ik dit willen? Daarmee bedoel ik, wil je op avontuur omdat het ‘stoer is’, ‘goed voor je is’, ‘je jezelf laat ontwikkelen’, ‘anderen het doen en je daar bewondering voor hebt’, ‘je jezelf wilt bewijzen’ etc. Ben eerlijk naar jezelf, ben jíj die persoon die op avontuur wil, of zou je die persoon willen zijn?

Voor de nummers 2 geld: Ook dan kun je er nog steeds voor kiezen om op reis te gaan. Wie weet zit die echte reiziger toch ergens diep in jou verborgen. Ga, en als het niet lukt, heb je het tenminste geprobeerd. Wat meer is dan de meesten kunnen zeggen.

Voor de nummers 1 heb ik, naast een subtiele schop onder de kont, de vraag ‘wat is het ergste dat er kan gebeuren?’. We leven in Nederland, een land met meer mogelijkheden is er niet. Wij zijn zo verschrikkelijk rijk. Er zijn huurtoeslag, zorgtoeslag, uitkeringen, de voedselbank en wat al niet meer. Wat niet wil zeggen dat je daar maar in moet gaan hangen en je laten pamperen, maar ik wil aangeven hoe onwaarschijnlijk goed wij het hebben. ALS je zou gaan, welk risico loop je dan daadwerkelijk?

De onzekerheid, het weten dat er geen baan, huis, partner of geld op je wacht als je weer thuis komt, kan erg beangstigend zijn. Daar tegenover staat dat je een lege bladzijde nog op iedere mogelijke manier in kunt kleuren. Er zijn geen zekerheden in het leven (behalve dan dat je een keer dood zult gaan). Ik zie het om me heen gebeuren dat mensen denken hun toekomst ‘zeker gesteld’ te hebben, dat huis, die partner, die baan. Het veilige gevoel dat dat geeft kan heerlijk zijn. Maar uiteindelijk geeft het niet meer zekerheid over waar je over 3 jaar, of zelfs 3 maanden, zult zijn dan wanneer je nu alles gedag zegt en de fiets pakt. Alles kan veranderen, iedere dag, soms maken anderen die keuze voor je, maar vergeet vooral niet dat jij zelf ook degene kunt zijn die het roer omgooit.

Niet iedereen is voor dít soort avontuur geboren. Enkelen misschien zelfs niet voor avontuur in welke zin dan ook. Ik wel. Al ben ik geregeld bang, op reis, en voel ik me soms verloren en alleen in de onzekerheid over mijn toekomst, er is geen vezel in mijn lijf die daarvoor het naleven van mijn dromen op zou willen geven. Soms wil ook ik andere dingen wíllen. Maar uiteindelijk kom ik toch bij het fietsen terug. Zou dat dan toch die ziel zijn?

Hoe je het ook wendt of keert. Dit ben ik.

Wie ben jij?

 

Als je iets echt wilt vind je altijd een weg.
Als je iets niet wilt vind je altijd een excuus.
Scroll naar boven