Turbobloed
Uitgerust verruilen we onze ‘suite’ in het Gran Pumpush weer voor de buitenlucht. Gelukkig kunnen we de ‘highway from hell’ tussen de verschillende mijn-dorpen en steden achter ons laten en onze route vervolgen over een rustige gravelweg langs een groot meer. We rijden het stadje uit de pampa op. Pampa? Ja, anders kan ik het niet noemen. Uitgestrekte vlakke ietwat droge velden. De bergen lijken verdwenen in het niets. Ook het meer oogt vreemd op deze plek, met roze flamingo’s en koeien die zichzelf waterbuffels denken. We kamperen op de pampa, de enige optie. Het veld is bezaaid met piepkleine prikkertjes. Ter bescherming van onze slaapmatjes leggen we de ruimte die overblijft rond de beschermende blauwe ‘yogamatjes’ vol met kledingstukken. Als we de volgende ochtend de yogamatjes omdraaien zit de onderkant vol met zo’n duizend prikkertjes. Een wonder dat onze slaapmatjes niet lek zijn. De prijs voor deze yogamatjes noemt Paul onze ‘best bestede € 8,- van de reis’. Ik sluit me daar bij aan.
De volgende dag begint de pampa te golven en zien we ineens de bergtoppen weer voor ons oprijzen. Het is een prachtig gezicht: het groen/gele gras en dan dat ruige gebergte in de verte. Wat we hier veel zien zijn de overblijfselen van poeltjes. Het water zal zich daar verzamelen in het regenseizoen verwacht ik. In het droge seizoen staan de meeste droog en laten ronde vormen in het landschap achter van ongeveer een halve meter diep. De bodem is vlak en onbegroeid en biedt zo een geschikte plek voor de tent. Vannacht kamperen we in zo’n poeltje voordat we aan de beklimming van de Jatunchacua pas beginnen. Vanaf onze kampeerplek kunnen we verschillende gletsjers zien liggen. Zelfs ’s nachts is de omgeving prachtig, met de hemel vol sterren die de gletsjers verlichten en het gebergte zwart aftekenen tegen de donkerblauwe lucht.
De volgende dag is het nog maar een stukje naar de pas, of de ‘Abra’ zoals ze die hier noemen, eigenlijk de ‘opening’ in de berg. De klim naar boven was betrekkelijk ‘eenvoudig’, voor zover je dat kunt zeggen over de weg naar een 4825m hoge pas. De weg naar beneden… niet zo eenvoudig. Het moet een zéér groot toeval zijn dat er net na ons een auto over de pas komt gehobbeld, want de kilometers die volgen zijn steil, rotsig en lijken vrijwel onaangetast door vierwielers in zeer lange tijd. Terwijl we verder naar beneden hobbelen wordt het er niet beter op. De omliggende bergen lijken broos want we zien resten van meerdere steenlawines. Met de scherpe keien die daarbij naar beneden komen is de ‘weg’ hier deels geconstrueerd. Enkele keren moeten we afstappen om al lopende onze fietsen over de keien te leiden.
Gelukkig is het uitzicht adembenemend en kunnen we zo af en toe stilstaan om er van te genieten. Paul en ik zijn het roerend eens dat we geluk hebben dat we deze weg bergafwaarts afleggen. Wat een hels karwei moet het zijn om hier je fiets naar boven te slepen. We pauzeren op een plekje wanneer het zwaarste stuk achter de rug lijkt. Terwijl we een theetje drinken zie ik ineens twee fietsers naderen, bergopwaarts. Één van hen loopt, de ander vecht wankelend in het zadel. We weten niet of we moeten giechelen of medelijden hebben. Het blijken Argentijnen te zijn op zwaar bepakte fietsen. We maken een praatje met ze en winden er geen doekjes om dat ze een helse klim tegemoet gaan. We wensen ze succes en kijken ze na als ze, lopend en wankelend op de fiets, verder gaan… ai ai… dit is nog het stuk dat ‘best meevalt’. Als we verder afdalen komen we als klap op de vuurpijl óók nog een Nederlands stelletje tegen, op Santossen. Een soortgelijk praatje volgt, Paul geeft nog wat tips over de set-up van de fietsen en zij tippen ons een ‘hotel dat voelt als thuis’ in het dorp (waar ze ‘alles’ hebben) waar we vandaag heen rijden. Een aangenaam vooruitzicht.. voor ons dan.
Dat dorp, Oyon, valt zacht gezegd wat tegen. Het is zondag en alle mannen lijken zich rond het voetbalveld verzameld waar het ‘Blue star’ hotel aan staat. Allen hebben ze grote flessen bier in de hand en de inhoud van nog vele meer zo te merken al verorberd. We checken gauw in in het ‘hotel dat voelt als thuis’. Onze kamer heeft een klein raampje dat uitkijkt in een donkere smalle luchtschacht. Om het matras zit een plastic hoes zoals ik verwacht in een verzorgingstehuis en elke twee minuten gaat het minuutlange deuntje van de automatische bel bij de ingang. Werkelijk níéts op deze plek voelt als thuis, voor ons.. We besluiten onze rustdag uit te stellen tot een aangenamer oord.
Na Oyon begint opnieuw een lange klim, maar ditmaal over een asfaltweggetje. Niet veel breder dan een tweerichtingen fietspad en gelukkig met zéér weinig verkeer. We komen een man op een paard met twee honden tegen. Geïnteresseerd stelt hij ons vragen over onze reis. Hijzelf is onderweg naar zijn koeien, die door de omgeving verspreid staan, om ze te tellen… Het zijn er een paar honderd. Maar voor hij weer een steile route door de begroeiing kiest rijdt hij nog naar de volgende bocht in de weg. Daar heeft hij namelijk bereik met zijn smartphone. Als we hem daar tegenkomen (hij is sneller dan wij) vraagt Paul of hij een foto van hem mag maken. Dan mag, en hij vindt het ook wel leuk als we hem die toesturen, via Whatsapp. Wat een bijzondere mix van eenvoud en traditie en moderne technologie kun je hier aantreffen in de Peruaanse bergen. Even later, vlak voor de pas stoppen Paul en ik voor een ‘high tea’; een kopje thee boven de 4000 meter met een droge fabrieksmuffin erbij. In de verte zien we de moderne cowboy op zijn paard tussen de koeien. We zwaaien naar elkaar.
Eenmaal op de top wordt er weer een volledig nieuw uitzicht aan ons geopenbaard. Opgelucht laat ik mijn fiets met volle vaart rollen. Heerlijk, dat gladde asfalt! Ik zie wel een pick-up met werklui en een bordje en een net wat te donker asfalt, maar ik denk… als ik maar hard genoeg doorrol dan hoeft een beetje vers asfalt me niet te deren. Maar, helaas.. vanachter me hoor ik een vrouw gillen ‘Nooooo señora, es FRESCOOO!!!’. Gesnapt…. Ik stap braaf af. Het asfalt moet nog drogen, zegt de vrouw, we mogen er pas om half 4 over. ‘Ja hallo!’ denk ik, ‘dat is pas over vier uur’! Met een beetje overredingskracht mogen we dan toch door, zolang we naast de weg lopen. Onnodig, want voor het gewicht van onze fietsen is het nieuwe asfalt ruim droog genoeg.. Een volgend stuk, waar nog aan gewerkt wordt, moeten we omzeilen door een onverhard weggetje te nemen. Daarna is het eindelijk zover en mogen we in volle vaart rollen. 3500 meter dalen over bijna 100km afstand!!! Over asfalt!!! Zo’n lange afdaling heb ik nog nooit gedaan. Wat een beloning voor het vele klimmen de afgelopen tijd. Toch was ’n afdaling van 1000 meter ook voldoende geweest… want we weten maar al te goed: ‘What comes down…. Must go up!’. En wel met 4000 meter klimmen over 100km, onverhard!
We kamperen aan de rivier, op het allerlaagste punt van onze route door Peru (eindpunt Lima niet meegerekend), zo’n 1300 meter. Op deze hoogte is het warm en worden we voor het eerst sinds lange tijd weer slachtoffer van bloeddorstige muggen en vliegjes. De volgende dag klimmen we badend in het zweet aan één stuk 1500 meter naar het eerstvolgende dorpje, Llipa. Op het pleintje daar zitten verschillende mensen aan een bordje eten. Het enige dat er geserveerd wordt. Even laten zitten ook wij te smikkelen van een verrassend lekker maaltje, genaamd Chocho. Dit wordt een favoriet voor ons allebei en later leren we ook waar het uit bestaat; lupinebonen, rauwe ui en een beetje tomaat, een pepertje, veel peterselie en soms een heldere sap van limoen en gekookte forel (genaamd ‘leche de tigre’, tijgermelk). Naast dit mengsel hoort een handje zoute geroosterde maïs. Een héérlijke combinatie! We sluiten af met een huisgemaakt ‘melkijsje’ in een lang smal plastic zakje.
Met bijna 2000 hoogtemeters op de teller zetten we ons tentje op halverwege de 4000m klim met uitzicht op de vallei. Wat een prestatie hebben we vandaag geleverd! We zijn trots op onszelf en elkaar. Wat kunnen wij klimmen tegenwoordig!! Al die tijd op hoogte heeft ons geen windeieren gelegd! Niet zo gek ook, want met maar zo’n 60% van de zuurstof die wij gewend zijn op zeeniveau tot ons te nemen is ons lijf getransformeerd tot een ‘hemoglobine-machine’. Die 10% meer aan rode bloedlichaampjes zorgt er voor dat er percentueel meer zuurstof door ons lijf getransporteerd kan worden. Zijn we dan weer wat dichter bij zeeniveau (hier dus op 1300 meter aan de start van de klim) dan zouden we daar het voordeel wel eens van kunnen merken. Ons bloed is TUBRObloed geworden!
De volgende dag (inmiddels weer behoorlijk op hoogte) volgt een pittig(er) stuk. De weg is ook veel slechter, bezaaid met veel losse keien en steentjes. In een kleine dip in de route, waarin je even lekker vaart kunt maken, landt Paul met zijn voorwiel op een scherpe steen en met klap is zijn band plat en zit er een deuk in zijn velg. Hij baalt als een stekker. Dit is voor deze reis einde verhaal voor het tubeless-experiment. Terwijl hij een binnenband uit de tas opdiept, poets ik de anti-leksmurrie uit de band. Het was wel een ontdekking zeg, dat rijden met smurrie in de buitenband. Ik verwijder een stuk of 8 prikkers uit de buitenband die met een gewoon binnenbandje erin voor 8 lekke banden zouden hebben gezorgd. Twee prikkers zijn legendarisch groot!
Even later ben ik de pineut, niet in volle vaart maar juist in slakkentempo de keien en gravel trotserend op een steil stukje klim. Mijn achterwiel slipt onder me uit en ik kan niet op tijd uitklikken (uit mijn pedalen). In bijna stilstand val ik dus als een poppetje opzij met mijn fiets nog tussen mijn benen. Ik land op mijn rug en laat mijn hoofd rustig op de grond ketsen, ik heb niet voor niks een helm op. Meer dan een paar kleine schrammetjes, een paar blauwe plekken en een hele diepe zucht kost het me gelukkig niet. Paul geeft me een dikke kus, zegt hoe trots hij op met is en ik stap glimlachend weer op. Beide zijn we blij als onze banden het asfalt raken en we weer voor éven van het gehobbel, gehannes en geschok af zijn.
We rollen het ‘dorp’ Conococha binnen, dat eigenlijk niet meer is dan een aaneenschakeling van kaas- en broodwinkeltjes en enkele restaurants. Na een late lunch slaan we daar af naar het oosten om een rit rond en naar de Pastoruri gletsjer te maken. Beide hebben we weinig sap maar veel pap in de benen en we gaan op zoek naar een kampeerplekje. Dat vinden we bovenop een heuvel die ons zowel uitzicht geeft over een prachtig dal alsook, aan de andere zijde, op een grote gletsjer. Een kattenwasje moet volstaan, de wind voelt ijskoud op mijn lijf na iedere veeg met de natte poetsdoek. Van mijn literfles maken we een warme kruik en we bereiden hete thee in de thermos. Gezeten in onze slaapzakken smeren we broodjes met (perfect rijpe) avocado, verse kaas uit Conococha en tomaat. Tijdens het plassen voor het slapengaan kijk ik uit op de verschillende verlichte dorpjes in het dal. In de tent is het inmiddels aangenaam ‘warm’. Hier kan geen Gran Pumpush of welke hotelkamer ter wereld ook tegenop! Buiten wint het uiteindelijk altijd!
Een hartelijke groet vanuit de Cordillera Blanca, het gebergte dat je op de foto’s hierboven ziet liggen en waar we nu nog op uitkijken maar in de volgende blog doorheen fietsen.
Tot dan!
Weer heerlijk genoten van jullie avontuur. Bikkels!
Was weer heerlijk lezen Hera, dankjewel. En natuurlijk ook weer voor het mooie fotowerk.
Groet Louis
Ha Hera, soms is het maar goed dat een blog altijd achteraf wordt geschreven en gepost :),
zeker als het door mij gelezen wordt en ik de fotoos van afgronden en steile hellingen zie.
We zijn allemaal mensen van vlees en bloed en warmen ons aan dezelfde zon,
maar daarbij houdt de vergelijking dan ook op…
leven hier in een Brabantse stad samen met 200.000 andere burgers,
of leven in een dorpje in de verlatenheid van het Peruaanse berglandschap….
Geniet van jullie , voorlopig …… laatste fietsweek, blijf voorzichtig …..
en tot aan de Abrazos y Panqueques , veeeeeeeeeeeel liefs , ook voor Paul, van je Mama
Oh, mens! Wat een adembenemende schoonheid van een landschap. Word je daar van tijd tot tijd niet emotioneel van? Wel een beetje maf in elk geval, zo begrijp ik. Of vind je het vanzelfsprekend dat je de yogamatjes NIET onder het grondzeil van de tent legt? Nou hebben jullie dus een lekke tent. Of is die zo aan gort dat hij binnenkort bij het oud vuil kan? (Niet doen hoor, ik weet nog wel een bestemming)
En die High Tea? Een uitgebreide versie hou je tegoed. Beloofd. Als dank voor al die fantastische blogs die ik mocht meelezen.
Zie je, ik schrijf al in de verleden tijd. Ja joh, het gaat nu heel snel. Voor je het goed en wel beseft sta je weer op Nederlandse Bodem. Doiiiingggg!
Ik weet niet hoe, maar probeer in het laagland het TURBObloed even vast te houden. Dan win je met gemak het kampioenschap Tegenwind fietsen op de Zeelandbrug. Wel oppassen voor die éne concurrent.
Het is weer genieten van de prachtige foto’s.
Wel pech dat Paul in een gat reed en z’n band kapot ging.
Gelukkig Hera dat je niet erg geblesseerd was na jouw val.
Jullie redden je toch bewonderenswaardig uit dit soort situaties.
Straks nog een prachtige tocht door het gebergte met geweldig uitzicht, om jaloers op te worden.
Maar wij doen het wel met de foto’s !
Groetjes, Willie en Henk
Met veel plezier lees ik altijd over jullie avonturen.
Deze laatste blog werkelijk prachtig mooi gebied ! En wat een bikkels zijn jullie….
Geniet nog van de laatste weken, ik lees dat jullie reis op een einde loopt.
Goede reis !!
Annemiek
Heerlijk om je prachtige reisverslag te lezen! Al heel lang niet meer gedaan, je moeder raadde het me enthousiast aan.
Jullie zijn niet gauw klein te krijgen, dat is wel duidelijk! Maar wat een prachtige vergezichten en mooie ontmoetingen krijg je ervoor terug! En wij, dankbare lezertjes, krijgen er ook veel moois van mee. Waarvoor dank! Heel veel succes met de laatste loodjes en behouden terugkeer! Veel liefs van Anja
Willie
Wat een prachtig natuur weer en geweldige foto’s dat is even meegenieten.
Maar wat veel steile en slechte wegen moeten jullie vaak rijden maar de mooie
natuur maakte veel goed. Heerlijk om zo een deel v.d. wereld te verkennen
samen. Geniet nog van de laatste week/weken want dat wordt wennen straks
in Nederland.
Willie Soeting