La Gran Final
WAARSCHUWING: onderstaande beelden kunnen gevoelens van reislust en jaloezie alsmede existentiële vragen oproepen.
Tip: stap op de fiets en ga een blokje om 😉.
Daar waren we dan, in Huancavelica, zoals Paul in zijn blog hier beschreef; moe, modderig, koud, hongerig. Gelukkig gaf de douche tegen middernacht dan eindelijk écht warm water, waarna we beide in een diepe slaap vielen.
In Huancavelica houden we een rustdag waarin we onze landbouwponcho’s inruilen voor heuse fluoriserende ‘festivalregenjassen’ (met capuchon en druksluiting). We wassen onze kleding (zoals gebruikelijk) in de douche en Paul laat nogmaals een potje poep onderzoeken bij een ‘Laboratoria’. Zijn buikpijn is nog altijd niet helemaal weg. Toch is de uitslag gelukkig ‘negatief’; goed dus. Die Giardia zal nu dan echt in de pan zijn gehakt. Onder de 5-laags warme dekens plan ik de route voor de laatste 1,5 maand van onze reis. Het wordt een mix van de Peru Divide, wat eigen bedenksels en een ronde om en door de Cordillera Blanca (de witte bergen). Het resultaat geven we de naam ‘La Gran Final’. Want de finale van onze reis zal zowel groots worden qua hoogtemeters als qua indrukwekkende omgeving.
Na deze ‘rustdag’ vertrekken we fris en fruitig op onze nog modderige fietsen richting een bergpas exact 1000 meter hoger. Met een vertrek pas ruim na de lunch verwachten we niet héél ver te komen. Tegelijkertijd is er op weg naar menig pas weinig ruimte om te kamperen omdat je tussen afgrond en bergwand fietst. Zo ook ditmaal. En zo rijden we, gedwongen, door tot bovenop de pas. Wederom krijgen we wat natte sneeuw te verduren, maar afdalen zit er vanwege de naderende zonsondergang niet meer in. En dus zetten we ons tentje op boven op de pas, 4700m boven zeeniveau. Dit is misschien wel de koudste nacht van onze reis. Als ik ’s nachts uit mijn bidon wil drinken blijkt het tuitje vastgevroren en ook het water erin is in ijs veranderd. Toch hebben we het beide niet echt koud gehad. Ons materiaal blijkt ook voor deze temperaturen (-15*C) te volstaan. ’s Ochtends wachten we tot de zon onze tent raakt voor we in beweging komen. Ook wij lijken toch een beetje te moeten ontdooien.
Na een heerlijke afdaling het dal in wacht ons een nieuwe klim. Wederom van bijna 1000 hoogtemeters. Deze leidt ons prachtig langs een rivier en tussen torenende bergwanden door. De pas bereiken we voor het eind van de middag en we slaan kamp op in de afdaling met uitzicht op het dal met daarin een dorpje. Tijdens de afdaling de volgende dag blijkt dat niet ‘ons dorpje’, zoals we het noemen. ‘Ons dorpje’ is het eerste dorpje in drie dagen en daar zullen we inslaan voor de volgende paar dagen waarin we wederom geen dorpje zullen treffen. ’Ons dorpje’, Acobambilla, blijkt niet veel voor te stellen. Een paar werklui melden Paul echter dat aan de plaza (het centrale plein) alles te krijgen is wat je maar wilt, ’behalve vrouwen’ voegen ze er lachend aan toe. Paul wijst naar mij, een meter of 20 verderop… ‘die heb ik al’ zegt ie! Ik ga met mn tas en portemonnee de vier winkeltjes aan het plein af. Overal is het een kunst om de verkoper te voorschijn te laten komen. Peruanen bonken met grof geweld op de metalen deuren. Dit blijkt beter te werken dan mijn beschaafde ‘Buenas diaaaaaas!’. Bij de één koop ik een grote zak broodjes en kaas, bij de ander een flinke tros bananen en een paar avocado’s, bij de buurvrouw vind ik tomaten, eieren en een paar pakjes noodles. Hier komen we de komende dagen wel mee door.
Hetzelfde liedje volgt: een hoge pas, een stukje afdalen en een plekje vinden om te kamperen. Dit keer wordt dat aan een meer, een laguna. Aan de overzijde aan de oever graast een kudde alpaca’s, hoog daarboven zien we het silhouet van wat een mijn lijkt. In de avond wordt ons vermoeden bevestigd als er een zee aan felle lampen aan gaat. Ondertussen speelt bij Paul weer een buikpijn op. We hadden Giardia toch verslagen? Helemaal zeker weten we dat echter niet, daarvoor zouden ze ontlasting van meerdere dagen moeten onderzoeken. Daar hadden wij natuurlijk geen ‘tijd voor’ (zin in). Wat volgt voor Paul is weer een nacht vol draaien en krampen. De vraag rijst: wat nu? We zijn nét begonnen aan onze Gran Final. Het is nog twee dagen bikkelen naar een dorp of één dag terug… maar wat moeten we daar dan? We besluiten door te rijden. Ik laad de bananen, avocado’s en tomaten over naar mijn tassen om Paul’s last een beetje te verlichten, meer kan ik niet doen om hem te helpen. De prachtige rit die volgt is een lijdensweg voor Paul maar, al heb ik erg met hem te doen, toch óók een genot voor mij.
Onze route slaat een paadje in waar in geen tijden een auto geweest lijkt te zijn. Wél zien we het spoor van een fietsband. Niet zo gek, we zijn op de ‘Peru Divide’ in het meest ideale seizoen. Er volgt een stuk over brokstukken van rotsen dat we ‘goddank’ mogen afdalen. In omgekeerde richting hadden we onze fietsen hier omhoog moeten slepen. Met moeite blijven we (de meeste tijd) in het zadel. We komen langs de verlaten barakken van een gesloten mijn, waar we een korte blik in de nog open gang werpen. Ondanks dat het hobbelen Pauls pijnlijke buik tergt willen we graag flink wat afstand afleggen. Des te minder rest ons de volgende dag naar onze rustplek Laraos. Dus we doen nog één steile klim, op gelukkig veel betere ondergrond, en besluiten daarna een mooie kampeerplek te zoeken.
Terwijl we door een glooiend landschap fietsen komen we daar, ver van alle bewoning, een wandelaar tegen. Hij maant ons te stoppen en legt uit dat hij onderweg is naar een bepaald dorp, echter is zijn telefoon leeg en heeft hij geen idee of hij de goede richting op loopt. Ik pak mijn telefoon erbij en zoek het dorp op. Wat blijkt, het is nog 20km hemelsbreed in noordelijke richting, dwars door de velden en over bergen, en het is 16:30. Langzaam dringt tot hem door dat die afstand lopend afleggen onmogelijk te combineren met het spoedige ondergaan van de zon en dus het inzetten van de vorst. Hoe hij precies in deze situatie is belandt begrijpen we niet. Iets met dat zijn vrienden ergens zonder hem zijn weggereden met de auto. Het is een vriendelijke jongeman, niets vreemds aan op het eerste gezicht. We tippen hem de lege barakken, wellicht de beste plek hier voor hem om de nacht door te brengen. Paul laat hem zijn bidon leegdrinken en we geven hem een paar bananen en een pak biscuits mee. Hij dankt ons hartelijk voor alles en zet er dan de pas in richting de barakken. Als ons even later een auto passeert in tegengestelde richting (de enige van die dag) hoop ik van harte dat zij de man wat verder zullen helpen naar een warmer onderkomen of een bus.
Zelf zetten wij even later onze tent op aan een meer. In de verte lopen (wederom) alpaca’s en staat een klein boerderijtje. Net als alles staat komt er een man in overall richting onze tent gelopen. Ik spot hem net op tijd, want ik wilde net uit de kleren gaan om me even te wassen. Ik loop op hem af met een stralende glimlach, hopende hem wat te ontdooien mocht hij gepikeerd zijn over onze aanwezigheid hier. Echter schudt hij mij direct de hand en verteld dat er vaker fietsers hier (op zijn land) kamperen. Hij laat me een foto zien van de voorgaande week van hem en een Australische fietser en vraagt of hij ook met ons samen een foto mag maken. Natuurlijk! We bedanken hem hartelijk dat we op zijn land mogen staan. Of het land waar we kamperen van iemand is en hoe dat is bepaald is ons meestal een raadsel.
De dag die volgt moet één van de mooiste fietsdagen van deze reis zijn. Gelukkig voelt Paul zich ook weer een stuk beter. Vanuit de weiden rijden we richting de bergen en zien voor ons een grote grijze wand opdoemen waarin de weg is gekerfd als een Z van Zorro. Wanneer we deze hebben bedwongen wacht ons de volgende verrassing, een bergmeer waar we via het pad, dat pas lijkt opgeschoond na een steenlawine, omheen rijden. Het laatste stuk klim dat volgt trakteert ons op prachtige uitzichten als we omkijken, tot we op de pas (Punta Pumacocha) gekomen ook vóór ons een waanzinnig landschap zien verschijnen. We zijn omringt door schoonheid. Snel kleden we ons warm aan. Alles gaat aan: lange broek, donsjas, buff, capuchon op, handschoenen. Ons wacht een afdaling van 1500 meter over 27km, naar Laraos. In de loeiende wind maken we nog gauw een filmpje voor de familie en stappen dan op voor een hobbelige maar ook heerlijke afdaling.
Hoe verder we dalen, hoe groener de omgeving wordt. Beginnen we in een omgeving waar je zonder geschikte uitrusting de nacht nipt zou overleven, zo rijden we na een uurtje een vallei binnen vol fluitende vogeltjes, stromende beekjes, tevreden grazende koeien en geurige bloemen. Maar vergis je niet, ook hier bevinden we ons nog op 3500 meter hoogte en is de nacht verraderlijk koud. Wij brengen hem echter onder een enorme stapel dekens (véél te warm) in de kamer van een hostel door.
’s Nachts worden Paul en ik tegelijkertijd wakker. Paul springt uit bed. ‘Waarom schudt het huis?’ vraagt hij met schrik in zijn stem. Hij voelt het dus ook, het gebouwtje schudt. Ook de buren merken het op en we horen stemmen in de kamers naast ons. Al gauw houdt het op. ‘Dat was een aardbeving’ zeg ik, ook behoorlijk onder de indruk. En nu? Beiden hebben we er best de schrik in, maar wat kun je doen? Ik vraag me af of dit een ‘voorbeving’ is en het ergste nog moet komen of dat dit het was. Ik heb de neiging om het te googlen, zoals ik met veel dingen doe waar ik het precieze niet van weet. Voor deze keer laat ik het echter achterwege. Midden in de nacht googlen naar aardbevingen in Peru lijkt me geen goed idee. We besluiten een tijdje wakker te blijven om te zien of er nog wat volgt. Ons hostel is een klein gebouwtje van zes kamers dat staat op de rand van een berg. Als er hier íéts inzakt dan rollen wij als eersten de berg af. Nadat een vervolg uit lijkt te blijven besluiten we weer te gaan slapen, wat gelukkig ook lukt. De volgende ochtend google ik alsnog, wat blijkt, er was vannacht een zware aardbeving aan de kust van Peru. 7,5 op de schaal van richter, dat is niet mis. Vooralsnog zijn er geen dodelijke gewonden gevallen, maar de schade is niet mild. Ik moet er niet aan denken dichter bij het epicentrum te zijn geweest. Wij waren er zo’n 300km vandaan en schrokken ons al een ongeluk!
In Laraos ontmoeten we verschillende andere fietsers die de Peru Divide rijden. Een Canadees die we eerder al in La Paz troffen, een Frans stel en nog een stelletje. Aangezien we in tegengestelde richtingen reizen wisselen we routetips uit. De Canadees maakt vanuit Laraos een uitstapje naar de stad per bus en neemt van daar een paar boodschapjes én een nieuwe anti-paracitaire kuur mee voor Paul. Hoe hard we het ook hoopten, de Giardia is nog niet verslagen maar heeft zich slechts gehergroepeerd om nog eens flink terug te slaan. Met de vingers gekruist, op hoop van zegen en met een voorraadje diarree-remmers en pijnstillers binnen handbereik gaan we na twee rustdagen weer op pad.
Omwille van de tijd zullen we een deel van de Divide, dat een onaards aantal hoogtemeters telt, omzeilen via een stuk met half zoveel hoogtemeters. Gelukkig blijkt de door mijn uitgedokterde route in eerste instantie niet minder mooi! Hij leidt ons door een prachtig groene vallei waar we tegen de stroom van een wild bergriviertje op fietsen. Zowaar over een asfaltweggetje, wat best een aangename afwisseling vormt van het vele oneffen gravel. Precies daar waar wij het asfalt zullen verlaten ligt het dorpje ‘Tomas’. Er staat een Hotel Municipal dat het hele dorp lijkt te kunnen huisvesten. Ik heb het koud en het dorpje is zo schattig dat ik Paul ervan overtuig bij uitzondering ‘zomaar’ een hotelletje te nemen. We gaan ‘shoppen’ in de paar lokale winkeltjes en komen terug op de kamer met een verzameling kleine zakjes chips die we bij een paar potjes Claim opsmikkelen. Lekker hoor, even zo ‘zondigen’ in luxe. Op een pilaar in de kamer zien we een lichtgevend bordje hangen met een grote ’S’ erop. Er onder staat ‘zona segura en casos de sismos’, oftewel ‘veilige zone in geval van aardbevingen’. Het valt ons voor het eerst op. Het hangt duidelijk op een pilaar die dragend is voor het gebouw. Ineens begrijpen we ook waar die grote cirkels met een S erin voor zijn die we in ieder dorp of stad wel her en der op de grond geschilderd zien. Het zijn plekken waar je kunt gaan staan bij een aardbeving zonder dat er een boom of deel van een gebouw op je kop land. Niet gek bedacht.
Ook het onverharde vervolg van ons weggetje is prachtig. Maar helaas leidt het ons uiteindelijk mijn-gebied is. Vanuit het niets verschijnt er één in de diepte naast onze weg. Geen idee wat ze er delven maar het ziet het uit als een vieze giftige bende. En waar mijnen zijn, daar wordt de weg geasfalteerd, want daar moeten trucks en auto’s af en aan rijden met materiaal, delfstoffen en personeel. Gelukkig kunnen we onze tijd op de grote verharde weg tot één lange dag beperken. We worden er gillend gek. De trucks en auto’s razen langs ons heen, al toeterend om wie weet welke reden, groeten, waarschuwen, vervloeken? Meestal blijft dat onduidelijk want de toeter is hun enige wijze van communiceren. De meeste chauffeurs halen ons vrij ruim in, waar ik ze dankbaar voor ben. Helaas letten ze tijdens hun inhaalmanoeuvres totaal niet op het opkomende verkeer, waardoor een botsing soms maar net voorkomen wordt. Het verbaasd me dat we hier niet al de nodige ongelukken hebben zien gebeuren. Dan zien plots een opstopping op de weg. Als we dichterbij komen onderscheid ik een vrachtwagen die nogal schuin in de berm staat. Terwijl we halt houden voor de verkeersleider wordt de vrachtwagen door een sleepwagen weggetrokken. De volledige cabine en motor liggen aan stukken. Als we tientallen meters verderop de tegenligger passeren ziet die er niet beter uit. De cabine is total loss en de inboedel ligt in het weiland. We kijken ernaar zonder verbazing maar met afgrijzen. Of de chauffeurs deze frontale botsing overleefd hebben is zeer te betwijfelen. We fietsen weg bij de ravage en worden zonder uitzondering per direct weer met hoge snelheid en zonder enige reserve door achteropkomende auto’s ingehaald. De Peruaanse chauffeurs zijn meer dan hardleers.
Die middag komen we aan in Junin, een stadje waar we een rustdag zullen houden. ‘Rustdag’ zoals dat ons betaamd. De lijst met taken is alweer klaar. Paul moet zijn voordrager laten lassen die waarschijnlijk is bezweken tijdens één van de busritten, zijn schoenen moeten gerepareerd, er moeten binnenbanden gezocht en gekocht, eten worden ingeslagen, geld gepind etc. etc. Gelukkig houden we ook nog wat tijd over om te genieten van ons hotelkamer in het ‘Gran Pumpush’, waar je je eigen elektrische ‘geiser’ (en dus altijd warm water) in de badkamer hebt en bij de balie kunt vragen om een thermosfles gekookt water én een warme kruik voor je koude voetjes. Wat een paradijs! Ik denk dat ik hier maar de resterende maand blijf… wát een luxe.
Nee… ik lig véél te graag in ons eigen kleine fijne tentje onder de sterrenhemel!
Beste Hera en Paul,
Niet te geloven dat ik het meisje dat me trots haar nieuwe Santos fiets liet zien bij haar familie waar ze als uithulp de B&B runde , zo lang zou volgen op haar avontuurlijk reis door haar leven en de wereld.
Het allermooiste is dat je ook nog een partner hebt gevonden die dat alles met je wil en kan delen! Voor de toekomst, hoe, waar en wat dat ook is, wens ik jullie nog heel veel geluk en bij elke « lekke band » de moed, de wijsheid en de juiste woorden om te repareren ! Lieve groeten, Harrie! (.85 en nog lekker fit!
Ha Hera,
er komt geen eind aan, de indrukwekkende beelden en beschrijvingen van jullie tocht,
jij hebt al zoveel van de wereld gezien, en toch blijkt er iedere keer nog weer ander landschap
en gebergte te bestaan.
Ik las zojuist dat onze aarde al 5 miljard jaar oud is……
en als je deze tijdsruimte gelijkstelt met 1 jaar, verlopend van 1 januari tot 31 december,
dan moet het ontstaan van het plantaardig leven geplaatst worden in de eerste helft van juli,
het dierlijk leven op 10 november,
en verschijnt de mens in het miljoen jaar van het Quartair om 22.40 uur van 31 december……
Iets van deze feitelijkheden zullen jullie tijdens jullie “”Gran Final “” tot in je botten ervaren, niet dan ?
Hoe zal voor jullie straks een wandeling in t Tilburgse Wandelbos of t Haagse Bos aanvoelen,
zoals als de inhoud van een vingerhoed zich verhoudt tot een 10 liter emmer ?
Ik schrik van de foto s van de gebotste vrachtwagens, en t onbekende lot van de chauffeurs….
en het verhaal over het roekeloze verkeer…
“Dat jullie de weg mogen vervolgen die je goeddoet…. en dat jullie mogen gaan in veiligheid en vrede,
met heeeeel veeel lieve groeten en knuffels van je mamaMia
Waaaaaaaaaaanzinnig……….
Hera, stoere meid !
Weer een super verhaal.
Wat een prachtige foto’s !
Om jaloers op te worden.