Mijn vorige blog eindigde met mijn kennismaking met de bijzondere José. De gepensioneerde directeur die ervoor koos sober te leven en Peruaanse natuurgeneeskunde te gaan studeren. Voor vertrek tekende hij een routekaartje voor me dat ik kon gebruiken om hotsprings te vinden in de buurt van Alhama de Granada.
Dit stadje fietste ik binnen via de ‘camino de los angeles‘ (het pad van de engelen) dat door een prachtige kloof loopt en eruit omhoogklimt naar het stadje. Het was nog altijd frisjes en regenachtig en de gedachte aan een warme hotspring was aanlokkelijk en zeker een kleine omweg waard. Ondanks de bijzondere ontmoeting met José was ik nog altijd niet in opperbeste stemming, het koude grauwe weer en mijn toekomsttwijfels speelden me nog altijd parten. Een warme waterige omarming kon ik wel gebruiken.
Toen ik bij de hotspring aankwam zag ik daar tot mijn verbazing twee bepakte tourfietsen staan. Vanuit de poel zwaaiden een jongeman en vrouw me toe. Snel trok ik achter een struik mijn bikini aan en trippelde over de ruwe koude rotsen naar de poel waar ik me in het heerlijk warme water liet zakken.
De fietsers bleken een koppel uit Canada dat al ruim een half jaar onderweg was. We kletsten wat over Canada, onze routes en plannen terwijl we in het warme water poedelden en mijn stramme spieren zich beetje bij beetje ontspanden.
Die avond sliepen zij in het onbemande vakantiehuisje van een vriend aan de rand van een natuurpark en ik was van harte welkom om me bij hen te voegen. Dat liet ik me geen twee keer zeggen!
Samen trapten we die namiddag nog zo’n 30 kilometer weg in een race tegen de ondergaande zon. Het huisje bleek van alle gemakken voorzien; een douche, keuken en zelfs twee slaapkamers.
Ik voelde me een enorme bofkont.
Omdat ik wel wat rust kon gebruiken besloot ik er de volgende dag te blijven, terwijl de Canadezen hun tocht voortzetten in een race tegen de aftikkende sabbatical klok. Toen ik de volgende dag wakker werd scheen voor het eerst sinds ik mijn tocht aanving écht warm de zon. Vanaf die dag tot aan het eind van mijn tocht zou hij mijn trouwe vriend blijven.
Na een rustdag waarin ik zowel mijn inwendige batterij als mijn elektronica oplaadde fietste ik verder met als volgende bestemming Ronda. Via de prachtige rotsformaties van natuurpark Torcal en de steile wanden in het klimgebied rond El Chorro fietste ik enkele dagen westwaarts.
Omdat ik een volle middag de tijd wilde nemen om Ronda te bekijken wilde ik niet al te ver voor de stad kamperen. In een dorpje deed ik wat boodschappen waarna mijn route een kloof in dook. Al snel realiseerde ik me dat ik dezelfde fout maakte als eerder. Hoe verder ik de kloof in reed hoe steiler de wand links van me en de afgrond rechts van me. Had ik nu toch maar mijn tent net buiten het dorp op gezet.
Zou ik misschien maar terugrijden?
Nee, dat staat me te erg tegen.
Ik fietste stevig door terwijl het zonlicht uit de kloof weg trok, in het donker zou ik zeker geen goed plekje kunnen vinden. Uiteindelijk veranderde de rotswand naast me in een helling waar ik, met enige moeite, een enigszins vlak plekje kon creëren om mijn tent op te zetten. Mijn kleren stopte ik zo onder mijn matje zodat het niet te schuin lag. Ondanks de heerlijk warme zonneschijn overdag daalde de temperatuur ’s nachts nog altijd tot maar net boven het vriespunt.
Het ‘hoogwaardige’ eenpersoonstentje dat ik voor het eerst mee op reis had was iedere ochtend doorweekt van dauw en condens. De buitentent en binnentent kleefden aan elkaar en het uiteinde van mijn matje en slaapzak ’s morgens altijd nat waren. Ik was door schade en schande zo wijs geworden mijn kleren in drybags te doen zodat die droog bleven, maar hartstikke koud werden ze wel. Zodra ik ’s morgens wakker werd stopte ik ze rondom me in mijn slaapzak om ze met mijn lichaamswarmte wat op temperatuur te brengen.
Heel soms nam ik de tijd om de zon en wind mijn tent te laten drogen maar meestal droogde ik hem een beetje met mijn enige piepkleine handdoekje en pakte hem dan klam in zodat ik hem ’s avonds als een aan elkaar gekleefde homp weer uit de tas haalde.
Het was nog slechts 20 kilometer naar Ronda en ik verwachtte er dus ruim voor het middaguur te zijn. Het pad door de kloof steeg geleidelijk en was van goede kwaliteit, maar ik was nog geen tien minuten onderweg of mijn gps gaf aan dat ik rechtsaf moest, richting de rivier. Ik zag geen ‘rechtsaf’ en keek nog eens goed op het schermpje. Het mooie pad waarop ik fietste boog hier scherp af naar het zuidoosten. Ik moest naar het westen. Toen ontdekte ik een wandelpaadje dat steil afdaalde naar de rivierbedding. Een eindje terug had ik al gezien dat de rivier droog stond. Ik stapte af en klauterde, met beide handen aan de remmen, voorzichtig met mijn fiets over het paadje naar beneden. Terwijl ik dat deed realiseerde ik me dat het vrijwel onmogelijk zou zijn de fiets hier weer terug omhoog te tillen mocht dat nodig zijn. Op goed geluk dus maar. Uiteindelijk kwam ik bij rivierbedding van ronde afgesleten keien, die stak ik over en vond het paadje aan de overzijde.
Het bleek niet minder steil of rotsachtig dat het vorige en was ik hier afgedaald dat had ik zeker dezelfde gedacht gehad; ‘het is maar goed dat ik hier niet over naar boven hoef’. Bij gebrek aan een alternatief duwde, trok en worstelde ik mezelf en mijn fiets tussen de prikkende struiken door over het paadje. Boven me zag ik de steile wand van de kloof en ik wist dat het pad niet hoger zou kunnen klimmen dan tot aan de voet daarvan. Met een snelheid van zo’n één kilometer per uur kwam ik vooruit tot ik inderdaad de voet van de wand bereikte. De vlakkere en bredere trail die daar liep lag bezaaid met de rotspuin van een lawine. Toch kon ik iets meer vaart maken dan tijdens de steile klim en af en toe rolde ik enkele vrije meters al steppend vooruit. Ondanks de inspanning ontging de schoonheid van de omgeving me niet. Ik keek uit over de kloof die zich in een melange van groen en oranje tinten voor en achter me uitstrekte, opgelicht door de heerlijk warme zon die inmiddels zijn weg terug de kloof in had gevonden.
De klim bracht me naar een boerderijtje vanaf waar ik al fietsende over een relatief effen grindpad mijn weg kon vervolgen. Pas toen ik bovenaan de kleine pass kwam die het werkelijke uiteinde van de kloof was nam ik de rust om te gaan zitten met een broodje. Ik had geen beter plek kunnen kiezen, want precies op dat moment kwamen er twee herders en een grote kudden schapen de bocht om. Ze liepen richting de boerderij en verspreidden zich prachtig over de velden onder me.
Ik had zo’n twee uur gedaan over de eerste drie, maar de overige vijftien kilometer naar Ronda liepen gesmeerd en rond 13:00 checkte ik in bij een simpel guesthouse en voegde me even later frisgewassen tussen de andere toeristen om het mooie oude stadscentrum te bekijken.
De volgende ochtend begon gladjes rollend over een asfalt weggetje. Maar toen ik moest kiezen tussen de Altravesur en een lichter alternatief genoot de route dwars door natuurpark ‘La Sierra de Grazalema‘ toch mijn voorkeur. Wéér kreeg ik een flinke hoeveelheid keien voor mijn rekening, dit keer afgewisseld door diepe glibberige modder, op een trail langs kleine meertjes in een groen woud. Wéér bekrasten doornstruiken mijn benen, maar de prachtige omgeving en zonneschijn maakten veel goed. Toen ik, aangekomen bij een weg, nogmaals de keuze had besloot ik dat ik wel even genoeg gebikkeld had en bleef de rest van de dag op het asfalt.
Of ik nu trails fiets of asfalt, de omgeving is prachtig. Een afwisseling van wouden, rotspartijen, velden, soms met vee, en nu en dan een dorpje. Ik fietste van natuurpark in natuurpark en van bewondering naar verrassing.
Zo ook deze dag.
Tegen het eind van de middag reed ik een woud binnen op zoek naar een kampeerplekje. Het was nogal dicht begroeid en omdat ik niet vlak naast de weg wilde kamperen draaide ik een zijpad in. Onderweg zag ik een groep loslopende zwarte varkens en een stukje verderop vond ik een plekje voor mij tent, ware het op een nogal modderige ondergrond.
Ietwat huiverig voor de varkens was ik wel, maar in de buurt van mijn tent lieten ze zich gelukkig niet zien.
De volgende ochtend toen ik wakker werd hoorde ik geknor en gegrom. Ik stak mijn hoofd uit mijn drijfnatte slappe tent en zag de varkens op enkele tientallen meters afstand in de modder wroeten. Snel pakte ik mijn spullen in en tuigde mijn fiets op. Ik was net aanbeland bij het afbreken van de tent zelf toen de varkens eensgezind besloten mij van dichterbij te komen bekijken. Als een klein zwart leger kwamen ze op me af met hun grote zwarte lijven, hun gesnuif en geknor. Angstloos liepen tot ze nog maar een metertje van me af stonden en staken hun koppen in mijn tent die ik zo snel als ik kon optilde om hem in veiligheid te brengen.
Omsingelt door een twintigtal varkens kreeg ik het behoorlijk benauwd. Ik wapperde met de tent, waarop ze geschrokken achteruitsprongen, om direct daarna weer enkele stappen naar voren te zetten. Dus zo pakte ik mijn tent in: wapperen, vouwen, zwaaien, proppen, wapperen, tentstokken inpakken, zwaaien. Ik propte hem snel in mijn stuurtas terwijl de varkens om mij heen dromden. Door de modder maakte ik me zo snel ik kon uit de voeten en sprong op mijn fiets zodra ik het pad bereikte.
Honden, beren, elanden, dassen, spinnen, muggen.. maar door varkens had ik me op mijn reizen nog nooit bedreigd gevoeld.
Later werd me verteld dat die varkens daar vrij rondlopen zodat ze de eikels kunnen eten. Ik neem aan dat ze op den duur geslacht worden, waarachtig scharrelvlees. De bast van de bomen bestaat uit kurk die geoogst wordt voor allerlei doeleinden, waaronder het maken van isolatiemateriaal.
De volgende uren fietste ik door een woud dat grotendeels bestond uit kurkeiken en kwam nog twee groepen varkens tegen.
Via het prachtige natuurpark ‘Los Alcornocalis‘ sneed ik het laatste stukje van de Altravesur af naar het eindpunt van deze route in de havenstad Cadiz aan de Atlantische oceaan. Met zijn ruim 3000 jaar geschiedenis is Cadiz de oudste stad van Spanje en ik bracht er al wandelend en fietsend een fijne middag door tussen de prachtige eeuwenoude bouwwerken.
Vanaf Cadiz vervolgde ik mijn tocht richting Portugal via de Trans Andalus mountainbike trail en maakte voor het eerst in 1,5 maand weer tientallen aaneengesloten vlakke kilometers.
Ik bracht een week met mijn prins door in de Algarve en fietste de doodlopende weg naar de zuidwest punt van Portugal.
Maar daarover meer, de volgende keer..