Als je van je vakantie je dagelijks leven maakt is het geen vakantie meer.
Twaalf jaar geleden stapte ik voor het eerst op voor een fietsvakantie. Mijn motivatie: onafhankelijk willen zijn, de wereld zien, nieuwsgierigheid, mezelf uitdagen en groeien als mens. Destijds meer onbewust dan bewust, maar het gevoel was hetzelfde en door de jaren heen heb ik geleerd wat er zoal aan dat gevoel ten grondslag ligt. De motivatie veranderde in een noodzaak en de vakantie veranderde in mijn ‘dagelijks leven’. Voeg daar wat taken aan toe die je tijdens een normale vakantie achterwege laat onder het motte ‘de boel de boel later’ en je krijgt een ongewone combinatie. Degene die zijn leven zo invult draagt, ondanks de vaker gebruikte woorden ‘reiziger’ of ‘wereldburger’, mijns inziens het beste de naam ‘nomade’. Voeg daar werk aan toe via de laptop en het internet en je valt onder het moderne fenomeen van de ‘digital nomad’. Mag dat in het Nederlands alsjeblieft? Ja graag, de ‘digitale nomade’.
Als je van je vakantie je dagelijks leven maakt is het geen vakantie meer.
Als je van je vakantie je dagelijks leven maakt heb je dus nooit meer vakantie?
Hmm, goede vraag.
VA•KAN•TIE zelfst.naamw. (v.)
periode van een aantal dagen waarin je vrij bent en niet hoeft te werken
Daar gaan we al. Ik geloof dat ik altijd ‘vrij’ ben en in de grondwet artikel II-66 wordt ook mijn recht daarop bevestigd. En werken? Daar heb ik mij al vaak het hoofd over gebroken.
WER•KEN (werkte, heeft gewerkt)
bezig zijn, zijn krachten gebruiken
Ook dat is dagelijkse kost voor mij.
Tot zover de Nederlandse taal. Laten we voor de eenvoud stellen dat: nomaden reizen en toeristen op vakantie gaan. Misschien kort door de bocht, maar we moeten toch een uitgangpunt hebben om de titel van deze blog betekenis te geven.
Mijn cursus ‘toerist’ begon een kleine drie weken geleden in Guanajuato. Ik trapte mijn fiets 1000 verticale meters naar de op 1996m hoogte geleden ‘city of colors’. Het was ‘de goede week’ voor Pasen, ‘Semana Santa’. In het centrum kon je, zoals dat zo mooi heet in het Nederlands, over de koppen lopen. Veelal Mexicaanse toeristen, maar deze menigte kon je onmogelijk interpreteren als lokale bevolking. Achter iedere prachtige oude gevel in het centrum ging een ander souvenirwinkeltje of authentiek ‘overprijst’ restaurant schuil. Toen Shaun me vertelde over de ‘mirador’ een uitkijkpunt boven de stad waar vanuit je het kleurrijke geheel kon overzien stelde ik me een stille open plek in de wijk op de berghelling voor. Een traptrede of vijfhonderd verder stuitte ik op een zee aan souvenirkraampjes en een bomvol pleintje en brede trap waar een kleine honderd telefoons op selfiesticks boven menigte uitstaken. We wrongen ons naar de balustrade voor inderdaad prachtig uitzicht over de stad en een ‘unieke foto’.
Vanuit Guanajuato fietste ik door naar San Miguel de Allende, wat ‘erg mooi’ moest zijn. Waar Guanajuato alle kleuren van de regenboog had was deze stad beschilderd in verschillende rood- en geeltinten. Op Goede Vrijdag liep de stad vol met toeristen van heinde en ver om de befaamde processie te zien. Beelden van heiligen waarvan mij de naam onbekend passeerden op de schouders van mannen en vrouwen. De romeinen waren in levende lijve van de partij met plastic helmen en speren. Twee martelaren met ontbloot bovenlijf en striemen liepen geketend voor hun beulen uit die hun zwepen op de ruggen lieten kletsen. En uiteindelijk een beeld van Jezus, gebogen onder het kruis op zijn schouders, zoals ik hem inmiddels hier in Mexico heb leren kennen; met donkerblauwe plekken, grote wonden druipend van het bloed, zijn ogen vol leed en ‘echt’ haar. In iedere kerk is het weer een verrassing hoe gruwelijk hij eraan toe zal zijn. Het fameuze ‘moment supreme’ waarop hij via een houtje-touwtje systeem zijn hoofd op zou heffen in een ontmoeting met het beeld van zijn moeder heb ik gemist. Ik mis het onstuitbare geduld van de Mexicanen om in de brandende zon, tussen duizenden anderen naar een processie in slakkentempo te kijken. Na het zien verschijnen van alle beelden maakte ik me uit de voeten een zijstraatje in en stilde mijn rommelende maag in een doodstil restaurantje.
In mijn vorige blog schreef ik over lelijkheid en hoe al mijn zintuigen alleen maar bagger binnenkregen. Inmiddels heb ik een heel mooi gedeelte van Mexico bereikt, maar daarmee ook het toerisme.
Vanuit San Jose de Iturbide bezocht ik een oude mijn genaamd Mineral de Pozos, waar één van de slecht twee nog levende werkers vertelde over zijn tijd daar.
De volgende dag fietste ik de bergen van de Sierra Gorda, en daarmee ook van de woestijn de jungle, in. Gek genoeg was het nog steeds Semana Santa (al was het inmiddels de week ná pasen) en hadden de Mexicanen vakantie. Op de weg, die 1200 meter klom en weer daalde om vervolgens 2300 meter te klimmen naar de Puerta del Cielo (hemelpoort) op 2680 meter en weer te dalen voor een laatste klim van 1400 meter, viel het gelukkig mee met de drukte. Bij het bezoeken van een waterval, waar ik ‘niet alleen’ was, werd ik aangesproken door een man met de vraag of ik bij die fiets hoorde die bij de ingang stond. Hijzelf bleek een gepassioneerd en succesvol triatleet te zijn, een kampioen zelfs in zijn klasse. Vanaf het moment dat ik afdaalde richting de waterval zag ik al op tegen het moment dat ik terug naar de hoofdweg moest fietsen. Mij was verteld dat de zijweg ‘vlak’ zou zijn, maar onderweg naar de waterval maakte de zandweg een tamelijk korte maar absurd stijle snoekduik die ik onmogelijk op zou kunnen fietsen. Manuel nam de uitdaging om mijn fiets de 3km terug naar de weg te rijden met plezier aan terwijl ik me comfortabel in de passagiersstoel naast Theresa liet zakken. Het was een leuke kennismaking en begin van een vriendschap.
Ik had slechts voor deze route gekozen vanwege het doorsteken van de prachtige natuur van de Sierra Gorda, onwetende dat het een gebied was met verschillende toeristische attracties en geliefde kampeerterreinen. In Xilitla bleek ‘Las Pozas’ de grote trekpleister, een surrealistische sculpturen tuin gecreëerd door de rijke en creatieve Engelsman Edward James tussen 1949 en 1984. Om 7:45 voegde ik mij in de door souvenirkraampjes geflankeerde groeiende rij voor de tuin die om 9:00 opende. Bij binnenkomst maakte ik me uit de voeten en passeerde de tientallen mensen die als kuddedieren bij de eerste sculpturen bleven staan. Het eerste half uur had ik het achtergedeelte van de prachtige tuin voor mijzelf. Toen ik twee uur later de tuin verliet moest je op ieder paadje uitwijken voor tegenliggers en stond de rij tot voorbij het bordje waarop ‘wachttijd 2 uur’ stond. De Efteling is er niets bij…
Maar het hoogtepunt moest nog komen. In Aquismon trof ik Shaun weer voor een gezamenlijke trip naar de grootste waterval van de staat. Cascade de Tamul. Shaun had me al gewaarschuwd dat de entree eruit had gezien als een mierenhoop van toeristen, maar omdat ik er speciaal voor ‘omgefietst’ was wilde ik het nu ook graag zien! Ik stelde mijn verwachtingen bij en bereidde me voor op een festijn. Het werd een fiasco. Je kon de waterval bezoeken in een roeiboot voor zo’n 20 personen. We sloten ons bij een groep aan, ongewis van wat zou komen. De koelbox die door twee jongemannen de boot in werd getild verontrustte me wat, maar ik besloot ‘to go with the flow’. Soms kun je je beter in de stroom mee laten voeren dan er tegenin willen roeien. De één na de andere boot werd volgeladen met toeristen. Een instructie ‘roeien’ zat er niet in en zo gingen we de rivier op, al peddels tegen elkaar aan slaande, voor zover er gepeddeld werd dan. De jongens achter ons hadden het druk met roken, bier drinken, luidruchtig zijn en andere toeristen nat spetteren. Openbare dronkenschap, sigarettenrook in een natuurgebied, luidruchtigheid en egocentrisme zijn niet mijn favoriete gegevens, laat staan daarmee opgezadeld worden in een niet te ontsnappen boot. De ruim drie uur durende excursie onderging ik als een drie uur durende executie, met als teleurstellende bijkomstigheid dat we de waterval slechts van een flinke afstand konden bekijken vanaf een overvolle ‘apenrots’. Shaun onderging dit alles onbekommerd terwijl ik, overmand door machteloosheid, huilde onder mijn zonnebril.
Een instructie ‘roeien’ zat er niet in en zo gingen we de rivier op, al peddels tegen elkaar aan slaande, voor zover er gepeddeld werd dan.
Wat een genot om de volgende dag weer op mijn fiets te stappen en over een verrassend rustige weg door prachtige jungle richting Matlapan te trappen. De regen viel, zoals sinds kort dagelijks, in de middag uit de lucht en koelde lekker af. In het onbeduidende dorpje Matlapan voelde ik me weer op mijn plek, als nomade tussen de lokale bevolking. Want wat is een nomade anders dan lokale bevolking met een immer wisselende locatie? Overal thuis. Juist tussen de toeristen voel ik me een vreemde in eigen huis.
Een nachtelijke busrit bracht me naar Pachuca, waar ik in het busstation wachtte op zonsopkomst. Vanuit daar fietste ik naar San Martin de las Piramides om de Piramid del Sol te bekijken, met zijn 75 meter de derde hoogste ter wereld, en de ruïnes van een stad uit het jaar 100 die naar verwachting een kwart miljoen mensen heeft huisgevest en daarmee de grootste precolumbiaanse stad in de Amerika’s was. Semana Santa was ten einde en op het kilometers uitgestrekte terrein van de archeologische site kon ik in mijn eigen tempo de indrukwekkende piramiden en ruïnes bekijken. Geweldig onderhouden en opengesteld.
Inmiddels ben ik in Mexico Stad aangekomen, te gast bij mijn nieuwe vrienden Manuel (triatleet) en Theresa (wiens betovergrootvader 30 jaar lang president van Mexico was, Porfirio Díaz Mori) in een prachtige authentiek Mexicaanse wijk. Geen toerist die hier voet zet, zo ver van het centrum, maar de huizen op zich zijn een bezienswaardigheid.
Voor ik het gedruis van deze 22 miljoen inwoners tellende stad in duik sta ik even stil bij wat ik in de afgelopen weken heb geleerd over de toerist uithangen.
Les 1. Zie ervan af als ‘iedereen’ vrij heeft.
Les 2. Laat je goed informeren over de aard van de beoogde attractie en de weg er naartoe.
Les 3. Overweeg wat erger is, drukte of hitte en kies naargelang voor bezoek in de ochtend of middag.
Les 4. Draag altijd oordopjes bij je.
Les 5. Verwacht niets maar wees voorbereid op alles.
Als je van je vakantie je dagelijks leven maakt is het geen vakantie meer.
Of dat andersom ook geldt ga ik deze zomer testen als ik vanuit Costa Rica naar Nederland vlieg voor een bezoek aan vrienden en familie, wat werken en evt. lezingen geven (contacteer me bij interesse daarin). De knoop is doorgehakt en de ticket is geboekt.
Zo krijgt ‘op vakantie in eigen land’ een heel nieuwe betekenis.
Maar nu eerst, MEXICO CITY!
Fototoestel, zonnebrand, water, stadsplattegrond, metroplan, zonnebril.
Ik ben er klaar voor!
..denk ik..