Dat bikepacken anders is dat tourfietsen had ik in de zomer al een beetje geproefd en het was me goed bevallen. Mijn motivatie voor deze switch was voornamelijk dat ik dieper de (onaangetaste) natuur in zou kunnen, me begeven op plaatsen waar de mens zich nog niet te veel gemoeid heeft en daar zowel rust als avontuur vinden.
Op 5 november vertrok ik vanuit Valencia, uitgezwaaid door twee Nederlandse fietsmeiden die toevallig op hetzelfde gastadres verbleven. Het was fijn dit moment te delen. Een beladen moment, twee jaar na de start van mijn burn-out stapte ik eindelijk weer op de fiets voor een langere tocht.
De week voor vertrek zat ik soms vervuld van twijfel bij mijn prins op de bank. Mijn grootste angst was erachter te komen dat ik het nog niet of niet meer kan; een fietsavontuur. En áls dat zo zou zijn, wat dat dan voor me zou betekenen.
Mar nu fietste ik Valencia uit op mijn licht bepakte fiets, die vele malen stoerder oogde dan ik me voelde.
Ik had gepland de ‘Altravesur’ te volgen, een off-road route die vanaf Valencia landinwaarts loopt richting Albacete om daar naar het zuiden af te buigen, de bergen van de Sierra de Segura en de Sierra de Cazorla in. Via de Sierra de Baza zou ik dan bij de grootste (en hoogste) uitdaging, de Sierra Nevada, aankomen. Van daaraf leidt de route westwaarts richting Antequerra en Ronda terwijl hij ieder natuurpark dat in de buurt ligt aandoet. Voorbij Ronda duikt hij voor een laatste keer de bergen in om daarna zijn eindpunt te bereiken aan de kust in Cadiz.
De Altravesur heeft de pittige wandelroute GR7 als ruggegraat, maar wijkt er geregeld vanaf.
Ik fietste het vlakke Valencia uit met mijn neus in de wind en liet al gauw de bebouwing achter me terwijl het landschap begon te glooien. Na zo’n 30 kilometer asfalt belandde ik op de onverharde paden die de Altravesur me beloofd had. Toen ik die avond mijn tent opzette achter wat bosjes op een heuvel leek de stad al een verre herinnering. Was ik die ochtend nog in korte broek en t-shirt vertrokken, nu kroop ik na het koken, terwijl mijn telefoon 19:00 aangaf, met mijn kleren aan in mijn slaapzak. Ten dele op basis van research en ten dele optimistisch had ik mijn zomerslaapzak meegenomen met de gedachte dat ik altijd nog met mijn kleren aan zou kunnen slapen. Van nacht één af heb ik niet anders gedaan.
Op dag twee fietste ik, met mijn neus in de frisse wind, de kloof van de rivier Júcar in. Ik volgde een smal paadje tussen de witte rotswand en de rivier in. Een wandelpad wat geregeld over kleine rotsen ging of bezaaid lag met keien waarvoor ik moest afstappen en mijn fiets een stukje moest tillen of duwen.
Aan mijn zijde van de rivier vond ik enkele zeer oude grotwoningen. Aan de overzijde, waar een breder pad lag, zag ik nieuwere bewoonde grotwoningen. Wat zal het in de hete zomers van zuid Spanje heerlijk koel blijven in een woning onder zo’n rotspartij.
Die avond ondervond ik voor de eerste maal dat het in een kloof lastig kamperen is. Vind maar eens een vlak stukje grond als aan je ene zijde een afgrond is waar beneden een rivier stroomt en aan je andere zijde de wand stijl omhoog gaat. Net nu ik hoopte op een verlaten grotwoning was er geen te bekennen. Ik trapte zo stevig door als ik kon op het smalle paadje en bereikte net voor het donker een stuk waar de kloof verbreedde en een klein akkertje was aangelegd. Daar zette ik mijn tent op onder een walnotenboom.
De volgende ochtend vertrok ik met een zak vol walnoten die ik die ochtend tussen twee keien gekraakt had terwijl mijn tentje droogde in de wind die door de kloof joeg.
Ik vervolgde mijn weg richting Albacete en van daaruit in zuidwestelijke richting naar de bergen waar ik het meeste naar uitkeek van al.
Ik fietste niet alleen met mijn neus maar met mijn hele lijf in de wind. Hij suisde onophoudelijk luid over mijn oren, rukte aan mijn lijf en joeg zijn koude er dwars doorheen. Een koude die zich zelfs, gezeten in cafeetjes, door warme soep of koffie niet liet verdrijven. Hij trok bij me in. En mijn moraal daalde samen met de temperatuur.
Vlak voor ik de Sierra’s (bergen) in zou fietsen gaf mijn achterrem er de brui aan. Bij het op het achterwiel zetten van mijn fiets was een luchtbel in de remklauw beland die nu voorkwam dat de remvloeistof zijn werk kon doen. Na een vergeefse poging tot het ontluchten van de rem door een lokale fietsenmaker in het kleine dorpje Riopar zocht ik toevlucht in een restaurantje. Ik hing mijn door de regen doorweekte kleding uit over de stoelen en ging zelf zitten met mijn ziel onder mijn arm. Ik appte met een techneut van Santos en liep heen en weer tussen mijn fiets en de kachel om alle geopperde tips en tricks uit te proberen om de rem te repareren.
Binnen raakte ik aan de praat met de Guardia Civil (soort politie/stadswacht) en vertelde hen in gebrekkig Spaans mijn dilemma; de bergen in fietsen met alleen een voorrem of zo’n 200km terugrijden om mijn fiets in de stad te laten repareren. De taalbarrière leidde ertoe dat zij de docente Engels van het dorpje belden om me verder te helpen. Zij bleek een Nederlandse die me direct uitnodigde bij haar thuis vanaf waar ik mijn stappen rustig verder kon bepalen.
Na een bord erwtensoep en een goede nacht slaap ging ik terug naar de plaatselijke fietsenmaker, gewapend met een youtube instructie filmpje, een ijzeren wil en opdracht van de Santos monteur om dat filmpje stap voor stap te volgen. Dit was echter de eer van deze man te na. Hij wilde het nog wel een keer proberen, maar dan wel op zijn eigen manier. Met zachte dwang wees ik hem er toch op een aantal andere handelingen uit te voeren en uiteindelijk bouwde er weer druk op in de rem.
Mijn blijdschap werd niet door de fietsenmaker gedeeld maar dat mocht de pret niet drukken.
Ik kon verantwoord de Sierra de Segura in!
Alsof deze reparatie ook voor de weergoden een vrijbrief was geweest fietste ik de volgende dag in natte sneeuw de eerste pass over. Afdalend zag ik amper een hand voor ogen en was ik immens dankbaar voor mijn werkende achterrem zonder welke ik hier onmogelijk veilig had kunnen afdalen. Na opgewarmd te hebben met een koffie in het daldorpje begon mijn klim naar de ruggengraat van de bergketen. Die kwam in de vorm van een zigzaggend ezelpad waarover ik mijn fiets te voet omhoog duwde. Één van de befaamde ‘hike-a-bike’s van deze route. Een term die speciaal voor zulke secties in het leven is geroepen. Het pad werd steeds witter en glibberiger maar het uitzicht was fantastisch en ik snoepte van de Madroños (een soort grote zachte bes) die soms langs het pad groeiden. Na ruim een uur lopen kwam ik boven en kon ik weer opstappen.
Over de ruggengraat van de Sierra de Segura en de Sierra de Cazorla verspreid staan een aantal refugios. Vrij toegankelijke betonnen hutten om als trekker de nacht door te brengen. Ze zijn niet warmer dan een tent, eerder kouder, maar bieden beschutting van de lawaaierige wind, bewegingsruimte en plek om je spullen uit te stallen en hangen.
Ik bracht er, afgewisseld met kamperen, enkele nachten door. Het was koud, grauw weer. Maar de natuur was overweldigend prachtig en maakte veel goed. Soms deed het erg denken aan centraal Azië, één van mijn favoriete bereisde regionen.
Toch begonnen de onverwacht gure omstandigheden hun tol te eisen. Mijn lijf bleef maar koud en het slapen ging in korte onrustige etappes vanwege de kou, vele lagen kleding en heftige spierpijn ’s nachts (ook door de kou).
Ik probeerde ’s avonds nog een korte rek en strek routine te doen om de spieren in mijn kuiten, bovenbenen en billen beter te doorbloeden, maar veel hielp het niet. Daarna kookte ik water om een litertje thee te maken dat ik in een plastic fles deed. Als ik in mijn slaapzak kroop stopte ik die fles onderin, zo bleef de thee warm en warmde die tegelijkertijd mijn voeten. Zo kroop ik iedere avond direct na de warme maaltijd rond 19:00 in mijn slaapzak. Ik at me gestaag een weg door vele repen pure chocolade en meerdere e-boeken.
Ik stuiterde heen en weer tussen intens genieten en me afvragen wat ik daar in hemelsnaam deed. Ik merkte dat ik niet dezelfde Hera ben als die drie jaar geleden op de fiets zat in midden Amerika. De burn-out heeft een gat in mijn belastbaarheid en zelfvertrouwen geslagen. Alles voelde zoveel zwaarder nu.
Waarom was ik hier? Kou aan het lijden, iedere nacht weer een slaapplek zoeken, grote fysieke inspanning leveren, terwijl ik ook gezellig bij mijn prins op de bank voor de houtkachel zou kunnen zitten en gedichten kon schrijven voor de naderende pakjesavond met mij familie?
In Cazorla sloot ik me een middag en avond snikkend op in een hotelkamer overweldigd door onzekerheid en twijfels over mijn onderneming en eigen kunnen.
Na een lange nacht slaap begon ik aan een klim terug de bergketen op richting refugio ‘Colado Zamora’. Die 20 kilometers waren zo ongelofelijk mooi dat ik mijn twijfels een beetje los kon laten en genoot van de prachtige natuur en het betoverende uitzicht vanaf de plek waar het refugio stond. Ingepakt in la mijn kleren, de warme capuchon van mijn donsjas rond mijn hoofd zat ik buiten met een bidon hete thee terwijl de zonsondergang het dal in alle tinten oranje kleurde.
De inzinking in Cazorla, de prachtige klim en afdaling naar Colado Zamora en de toenemende zonneschijn en warmte hielpen me om de twijfels wat los te laten en meer te gaan genieten van de trip. De warmte trok terug in mijn lijf en met mijn regenjas en beenstukken borg ik ook de meeste van mijn zorgen op in mijn zadeltas.
Ik daalde af naar Granada, waar ik een dag de stad bezichtigde. Een stad van prachtige oude gebouwen maar waar zich hetzelfde consumptieve gestreste leven afspeelde als in moderne of minder mooie steden. Te gast bij een fijne WarmShowers host bakte ik een bananenbrood, waande me met een virtual reality bril op even in Jurasic Park en bracht nog een dag door met een boek onder een dekentje op de bank terwijl het onophoudelijk regende.
Vanwege de grote kou en vroege sneeuwval besloot ik de Sierra Nevada links te laten liggen en pakte er enkel een klein hoekje van mee. Het leek me beter voor nu mezelf deze uitdaging en het afzien te besparen.
In plaats daarvan pikte ik de route daar po waar hij de Nevada verliet en volgde hem westwaarts, waar tot mijn verrassing en genoeg nog volop berg- en rotsachtig gebied mijn wachtte.
Het was tegen zonsondergang toen ik net buiten Arenas del Rey op zoek was naar een kampeerplek. Langs de weg liep al kilometers lang de grond schuin omhoog en omlaag. Als slechte maar laatste optie voor het donker koos ik om een kalende heuvel op te rijden waar bovenop ik uit het zicht maar vol in de wind zou staan. Juist toen ik het pad in sloeg kwam daar een man naar beneden met een hond. Hij vroeg me waar ik heen ging. Ik zei hem dat ik een plek zocht om te kamperen. Hij keek bedenkelijk en gebood me toen met hem mee te komen. Ik volgde hem over een zandpad de heuvel af. Minutenlang zei hij niets en toen ik hem uiteindelijk maar vroeg waar we heen gingen zei hij ‘Mijn huis, als je wilt tenminste…’. ‘Ja graag’ zei ik stoerder en enthousiaster dan ik me voelde. Toen we bij de poort naar zijn huis aankwamen waarschuwde hij me ‘Er is geen douche, geen toilet, geen stromend water’. Niet direct gebruikelijk is Spanje, maar ik zei luchtig ‘Geen probleem’. Het hek ging achter me op slot, op het erfje wees hij me een kleine greppel met een schop erbij die dienst deed als toilet en liet me zijn huisje zien. Een klein huisje met twee etages. Binnen was het leeg op een bureau met computer, een kastje, een fornuis en klein tafeltje met twee krukjes na. In de hoek stond een groot wit kokervormig apparaat dat ik niet thuis kon brengen. Om de tweede verdieping te bekijken gingen we een ladder op die in het trapgat stond. Boven stonden een bed, bankstel en lag een kussen. ‘Hier mediteer ik’ zei hij. Naast de bank zag ik een fotolijstje met de ‘flower of life’ en enkele boeken over natuurgeneeskunde, yoga en meditatie staan welke me geruststelden dat dit geen ‘beetje enge verwilderde man’ was maar iemand die (net als ik) bewust koos voor eenvoud en afzondering. Bij deze gastheer was ik in goede handen. Tijdens de maaltijd van thee en cake vertelde hij dat hij 30 jaar directeur was geweest van de posterijen van Jimena de la Frontera. Bij zijn jubileum en afscheid had hij een telescoop cadeau gekregen (dat witte kokervormige apparaat). In het dorp had hij een huis van 200m2 met vier badkamers maar hij leefde nu liever eenvoudig. Hij studeerde Peruaanse natuurgeneeskunde en spiritualiteit via lesmateriaal op zijn computer en live seminars van een Peruaanse guru. Binnenkort zou hij voor de tweede maal naar Peru reizen om daar een half jaar te studeren bij diezelfde guru.
Hoe langer we praten hoe meer we beiden onder de indruk waren van elkaars verhalen.
Toen hij achter de computer ging zitten voor zijn seminar zette ik mijn tentje op naast het huis en ging slapen.
De volgende ochtend maakte hij met ontzettend veel rust en aandacht een heerlijke pap voor ons klaar, gevolgd door een ’tapas’ van bruid brood met op ieder partje een stukje kaas, een walnoot, honing en olijfolie. Ik likte mijn vingers er bij af. Daarna wandelde we samen nog naar de rivier onder aan de heuvel. Op mijn vraag of hij daar zo wilde blijven wonen zei hij dat hij zou navolgen wat zich aandiende en wat goed voelde. En dat hij nog wel eens de wereld rond wou willen lopen misschien, als het daar de tijd voor was.
Bij mijn vertrek noemde hij me een engel, een engel die op zijn pad was geland. Deze ontmoeting had ons beide bewogen en ik was dankbaar dat hij me welkom had geheten in zijn ogenschijnlijke zo simpele maar in werkelijkheid zo rijke leven.
WORDT VERVOLGD…