Een valse start in prachtig Peru
La Paz, 3625 meter boven zeeniveau en met een klein miljoen inwoners, markeert onze laatste stop in Bolivia. We zijn te gast bij een stel fietsliefhebbers die ons verwennen met enkele heerlijke traditionele lunches. Op mijn beurt maak ik een arretjescake voor ze. Arretjescakes doen het altijd goed op reis als traktatie. Niemand lijkt de cakes te kennen en boter, cacao, mariakoekjes en suiker zijn overal te krijgen. Ook dit keer word ik naar het recept gevraagd. Zo verovert de arretjescake via mijn reizen langzaamaan de wereld :D.
La Paz is gelegen in een dal, omringt door steile hoge berghellingen. De enorme hoogteverschillen in de stad worden, bij gebrek aan ruime straten, overbrugt door kabelbanen. Via tien verschillende kabelbanen, ieder met een eigen kleur, is iedere uithoek van de stad te bereiken. Het is een wonderlijk gezicht, de moderne kleurige gondola’s van Zwitserse makelaardij boven de veelal klei kleurige huizen met golfplaten daken. Een ritje van begin tot eindpunt met één kleur kost nog geen € 0,50. Duidelijk, ik wil een hele middag met de kabelbaan de stad rondreizen! Gelukkig is Paul daar ook wel voor te porren dus zo geschiedde het. We delen de gondola’s met Bolivianen onderweg naar school, naar het werk of op weg naar huis na een bezoek aan de markt. Wat een prachtige manier van vervoer! Dit moet toch vele malen goedkoper zijn om aan te leggen dan een metronetwerk onder de stad graven?
In de stad zien we veel dames met kleine bolhoedjes op. ‘Cholitas’ worden ze genoemd. ‘Chola’ was een beledigende benaming voor vrouwen van gemixte afkomst, deels inheems deels Spaans. Ook na het vertrek van de Spanjaarden konden deze dames nog rekenen op stevige discriminatie. Dit veranderde toen in 2012 een president van inheemse afkomst aan de macht kwam en rechten voor de inheemse bevolking vastlegde. Dit, samen met het opkomende feminisme, zorgde voor een grote verandering voor de Cholitas. Ze kiezen er nu veelal voor om hun afkomst met trots te omarmen en vormen prachtige verschijningen in het straatbeeld. Je kunt er niet omheen. Niet op de laatste plaats omdat het zeer stevig gebouwde vrouwen zijn, dit hoort bij hun status als sterke, moedige en vruchtbare vrouwen. Een leuk detail zijn de (te) kleine bolhoedjes die ze dragen. Het verhaal gaat dat tijdens de koloniale periode de Spanjaarden een enorme hoeveelheid te kleine bolhoedjes naar Bolivia stuurden voor de spoorwegwerkers. Om ze niet weg te gooien werden ze aan de inheemse dames gegeven… Of het waar is? Wie weet…
Met de bus bezoeken we nog de ‘Valle de la Luna’ net buiten de stad. Een vallei die op de maan zou lijken. Het uitstapje valt wat tegen. De vallei is erg klein en is omringt door bouw en wegen. Dankzij de afgebakende looppaden voelt het daarnaast een beetje als een attractie. Laat ons maar lekker zelf exploreren!
Na enkele dagen in La Paz maken we ons op voor het laatste stukje Bolivia, de route naar het Titicacameer. Direct naast La Paz ligt El Alto. Direct ernaast… maar wel 500 meter hoger. Gelukkig gaat er een kabelbaan omhoog én mag de fiets mee! Zo worden Paul en ik beide met onze fietsen in een eigen Zwitsers bakje het dal uitgetild. Wat een luxe!
Via het toeristische Copacabana en een oversteek per veerpont van het smalste stukje Titicaca bereiken we de grens. Peru… PERU! We hebben het gehaald. Het land waar ik het meeste naar uit heb gekeken vanaf het moment dat we deze reis planden. Het land dat ik zo bang was misschien niet te halen omdat mijn knieën het eerder zouden begeven. Het land dat we toch voor het laatst hebben bewaard omdat de zwaarte van de route en de absurde aantallen hoogtemeters het ongeschikt maakten voor het begin van de reis. We zijn er en we hebben nog ruim 3 maanden voor de boeg voor we naar Nederland willen vliegen. Over onze fietsplannen in Peru hebben we in Nederland al gefantaseerd. Er zijn verschillende routes door anderen uitgestippeld die grotendeels over onverharde paden en door indrukwekkende bergketens leiden. Ik ben als een kind zo blij dat dit avontuur nu eindelijk voor onze wielen ligt!
Eenmaal over de grens stoppen we in het eerste dorpje voor een kop koffie en wat boodschapjes. We vallen met onze neus in de boter, want er blijkt die middag een markt en dansoptreden te zijn van de ‘mayores’ (ouderen) uit het dorp. Ook het publiek bestaat grotendeels uit ouderen en naast de markt en optredens blijken ook wij, als enige vreemdelingen, een bezienswaardigheid. Als eindelijk het eerste optreden begint zwaaien (stok)oude mannen (stok)oude vrouwen in de rondte. Het is onmiskenbaar dat de pasjes, het zwieren en zwaaien, het enthousiasme daarbij, in hen verankerd zijn sinds hun kindertijd. Halverwege de dans laden ze de gekleurde doeken van hun rug en bestrooien en versieren elkaar met de confetti en serpentines die daarin verstopt zaten. Er volgt een tweede dans, minder indrukwekkend maar wel erg grappig, waarbij de dansers verkleed zijn in gekke kostuums en met maskers op die variëren van traditioneel tot karakters uit Amerikaanse horrorfilms (Chucky). Het is een genot om te zien hoe de ouderen vol overgave hun voorstelling opvoeren terwijl het publiek met eindeloos geduld en idem enthousiasme toekijkt.
Na de tweede dans stappen Paul en ik weer op de fiets. We willen nog een stukje rijden en dan kamperen aan het Titicacameer. Paul schiet niet erg op vandaag, ik moet steeds inhouden om hem weer bij me te laten komen. Slechte benen? Dat heb je weleens. ‘Hoe ver wil je nog gaan?’ vraagt hij ietwat klagelijk van achter me. Weetikveel.. denk ik, dat bepalen we toch samen? Paul voelt zich duidelijk slapjes en we besluiten zodra we het meer bereiken een kampeerplekje te zoeken. Donkere naderende luchten vormen een motivatie om de vaart erin te houden. Maar die vaart is dus ver te zoeken… Het strand gaan we niet halen, dus rijden we een paadje op de velden in. Terwijl de wolken de zon bedekken kiezen we tussen drie niet ideale kampeerplekjes. Op het moment dat ik het grondzeil uitspreid op een plekje naast het pad begint het te druppelen. Paul voelt zich inmiddels tamelijk beroerd en ik kan ruiken dat hij flink van deze situatie baalt. Binnen een halve minuut ontstaat er een wolkbreuk waaruit grote scherpe hagelstenen met kracht naar beneden suizen. Ze landen pijnlijk hard op mijn in t-shirt en fietsbroek geklede lijf. Als idioten zetten we de tent op en gooien alle slaapspullen de tent in. Binnen is het gelukkig niet kleddernat. Ik blaas de matjes op en rol de slaapzakken uit terwijl Paul heftig rillend naast me zit. Als hij eenmaal onder zijn slaapzak ligt, met al zijn kleren aan, wordt het rillen niet minder. Hij ademt alsof hij op de vlucht is voor een sneeuwluipaard op de Mount Everest en zijn voorhoofd voelt al gauw snikheet terwijl hij ligt te rillen van de kou onder inmiddels twee slaapzakken. Dit is niet goed! Arme jongen. Zijn buik begint inmiddels behoorlijk pijn te doen en zijn darmen rommelen als een chemisch lab. Juist de vreselijk stinkende scheetjes stellen me een beetje gerust… dit heeft te maken met verkeerd eten ofzo, zodanig dat zijn hele lijf er van streek van is. Uiteindelijk ga ik wat slapen. Voor Paul echter wordt het een rampnacht. ’s Ochtends liggen er een aantal verse ‘koeien’vlaaien om de tent en heeft Paul de nodige koortsdromen achter de rug. Ik pak de hele boel in om vervolgens samen naar een dorpje op 2km afstand te rijden waar we een kamer in een hostel kunnen nemen. Eenmaal aangekomen blijken de hostels vol of dicht. Paul laat zijn koppie hangen, hij voelt zich hondsberoerd. Het volgende (grotere) dorp is 20km verderop, een onmogelijke afstand nu voor hem. Uiteindelijk overtuig ik hem een diaree remmer te nemen, onze fietsen in een veel te kleine taxi te laden en toch naar Juli te rijden. Tot mijn grote opluchting vind ik daar een schoon, nieuw en betaalbaar hostel. Na een lange warme douche kruipt Paul onder de dekens en slaapt een paar uur aaneensluitend. Hoe de komende dagen ook lopen, wij zijn in ieder geval onder de pannen.
Er gaan een aantal dagen voorbij waarin Paul zich beetje bij beetje beter gaat voelen, tot op een bepaald niveau. De buikpijnen blijven, de diarree blijft, maar de wens om verder te reizen blijkt groter dan dat ongemak. Dus we vervolgen onze tocht langs het meer. Een mooie rit waarbij we afwijken van de hoofdweg en over een mooi zandweggetje tussen kleine dorpjes door rijden. Maar tegen het eind van de tweede dag eist het fietsen toch zijn tol en zoeken we in de stad Puno weer een hostel op. Gelukkig wederom een goede keus, met zelfs een verwarming in de kamer (’s nachts wordt het behoorlijk koud op 3800m hoogte) en een TV waarop we via Amazon Prime films kunnen kijken. Terwijl Paul zich probeert te vermaken met het internet exploreer ik het stadje. Elke middag trekken we er samen even op uit om ergens te lunchen.
Uitgekeken op de markten ga ik af en toe zitten op een pleintje of de trappen voor de grote kathedraal en kijk naar het leven van de mensen in Puno. Ouders die zakjes mais kopen voor de kinderen om de duiven op het plein te voeren. Vrouwen die met schijnbaar eindeloos geduld achter hun kraampjes met snoep zitten. Jonge stelletjes die samen op hun telefoon zitten te scrollen. In Bolivia zagen we al geregeld tuktuks rondrijden maar de plek die ze innemen in het Peruaanse straatbeeld is ongekend. Overal door de stad scheuren de karretjes rond. Sommige ‘ouderwets’ met kleurige plastic flappen en een bagagerek achterop, sommige nieuw, met een uiterlijk alsof ze zojuist van een kermisattractie af zijn geschroefd. Daarnaast ontdek ik dat Peru Peru niet zou zijn als er niet verschillende keren per dag uit een straatje een fanfare, panfluit korps of andere muzikaal gezelschap te voorschijn zou komen. Het publieke domein van de straten en pleinen is een vrijplaats hiervoor. Zo gebeurde het dat toen ik naar een middelbare school fanfare zat te luisteren over hetzelfde plein een begrafenisstoet trok met een drietal muzikanten met een versterkertje. Ze werden weggeblazen door al het koper van de fanfare. Even later was het de beurt aan een jonge violiste. Net toen ze haar solo begon kwam er een optocht om de hoek van (andere) scholieren, wederom een fanfare, een joelende dansgroep en ter afsluiting een panfluit korps. De versterker van de violiste werd op standje 100 gedraaid wat vooral resulteerde in één grote kakofonie. Ik had te doen met de violiste, mezelf maar al te goed herinnerend hoe ik me voelde als ik vroeger een solo moest zingen maar er hardop doorheen gekletst werd door ‘publiek’ achterin de zaal. Zo kwetsbaar.
Na een week in Puno komen de muren op Paul af. Beide voelen we onze tijd in Peru wegtikken en de kilometers over de veelbelovende routes inkorten. De buikpijn valt inmiddels ‘wel mee’ en poepen kan ook in de bosjes, dus we stappen weer op. Op de dag van vertrek neemt Paul op advies van een kennis nog een pil die zou moeten werken tegen veel soorten parasieten. En zo waar.. vanaf de dag van vertrek verdwijnen de klachten bijna als sneeuw voor de zon. We besluiten onze ‘omweg’ via Arequipa in het zuiden over te slaan en in plaats daarvan rechtstreeks richting Cusco en de ‘heilige vallei’ te fietsen. Die heilige vallei in een gebied ten noorden van Cusco waar de meeste archeologische sites van de Inca’s zich bevinden.
We hebben onszelf beloofd in Peru voornamelijk ‘backroads’ te rijden en weg te blijven van de hoofdwegen. Naar verluid zijn de kleinere weggetjes hier veelal in een goede staat. Een heel ander verhaal dan de verschrikkelijke steenslagwegen in Argentinië. Ik stippel een route uit door een vallei, over een pas van ruim 4800 meter hoog en langs een viertal meren met als eerste ‘bestemming’ Písac, waar een inca-ruïne ligt die het qua grootte van Machu Picchu wint. We weten niet wat we van de omgeving kunnen verwachten, maar we worden aangenaam verrast door de schoonheid van de vallei. Op deze hoogte zijn er geen bomen dus we kijken uit over eindeloze vlakten, dalen en heuvels van geelgroen gras. Geen gras om lekker in te gaan liggen, maar kuithoog en vlijmscherp (ondervinden we geregeld). Hier en daar ligt een dorpje en door de vallei loopt een heldere rivier. Ook zien we geregeld een soort wadi’s. Meertjes die ontstaan door de regen die hier in de zomer zo’n 16 dagen per maand valt. Nog een reden waarom wij nú in Peru zijn, het droge (winter) seizoen begint hier in April. Het weer is perfect naar onze zin. Overdag fietsen we in korte kleding zonder oververhit te raken, de nachten zijn koud. Wel zijn de dagen kort. De zon komt op rond 6:00, maar met de vele bergen hier duurt het vaak nog even voor hij op de tent staat en de boel een beetje opwarmt. Rond 18:00 wordt het donker, maar (wederom dankzij de bergen) vaak verdwijnt de zon al een aardige tijd eerder wat ervoor zorgt dat het flink afkoelt. We eten bijna dagelijks een warme lunch op een markt of in een simpel restaurantje. Een ‘almuerzo’ dat meestal bestaat uit een goed gevulde heldere soep (met flinke stukken aardappel, yuka en rijst of quinoa) en daarna nog een overvol bord met rijst, aardappels en vlees en een beetje groenten. Ik heb meestal al voldoende aan zo’n bord gevulde soep. Als we dan rond half 6 in de tent kruipen maken we broodjes met kaas, avocado en tomaat.
‘Peruaanse nachten zijn lang’ en we vermaken ons samen in de tent met een spelletje Claim en een podcast (waarbij Paul steevast rond 19:00 in slaap valt). Bij gebrek aan afwisseling speelden we laatst een spelletje ‘Ik zie ik zie wat jij niet ziet en de kleur is…’ in het pikkedonker. Alleen spullen die in de binnentent aanwezig zijn ’s nachts (altijd hetzelfde) telden mee. Ook fantaseren we samen over onze plannen na de reis. Hoe ik een plek kan vinden in het werkveld waar ik graag in wil werken (non-profit, bij voorkeur met focus op anti-slavernij/uitbuiting en mensenrechten) ondanks dat ik er niet de ideale diploma’s voor heb (ALLE TIPS OF CONNECTIES ZIJN WELKOM!). Over een huisje dat we samen willen bouwen en de voor- en nadelen van de vele materialen waarmee dat kan. Etc. etc… Als we dan na een (toch nog) lange nacht slapen wakker worden zit er steevast vorst op het tentdoek en ijs in de flessen die in de vestibules liggen. Tot de eerste zonnestralen de tent raken blijven we de meeste ochtenden dan warm in onze slaapzakken liggen. We genieten er met volle teugen van. De warme slaapzak, de koude berglucht, de eerste zonnestralen op de tent en even later een heerlijk (door Paul verzorgd) kopje koffie en een havermout ontbijt met fruit, noten, zaden, rozijnen en cacao of kaneel op een matje in de zon! Ik heb vaak geschreven dat de reizen die ik maak geen ‘vakanties’ zijn… maar zo nu en dan begint het daar onder deze omstandigheden best op te lijken!
Via de vallei klimmen we naar de hoogste pas van onze reis tot nu toe. Gelukkig is de weg niet té steil en kunnen we zelfs geregeld ‘in z’n 2’ fietsen in plaats van in het allerlichtste verzetje. Eenmaal op de top verschijnen er enkele zeldzame wolkjes aan de hemel en trekken we onze jassen én handschoenen aan voor de afdaling. Zon weg = koud! Als we onze tent opzetten op een kalend stukje op een prikveld komt er een jonge boer polshoogte nemen. Blijkbaar is het zijn land. Zodra hij ziet dat we reizigers zijn verschijnt een glimlach op zijn gezicht. Geen enkel probleem als we daar willen kamperen! Ook de volgende dag kamperen we bij een boer op zijn land, dit keer na het te vragen. Het omheinde terrein belooft een rustig nachtje. We staan ver van de boerderij af aan de (hoge) oever van de rivier. Terwijl we weggekropen in onze slaapzakken in het donker naar een podcast luisteren schijnt er ineens een steeds feller wordend licht op onze tent. Dan horen we de auto die daarbij hoort stoppen naast onze tent. Pas als we deze openritsen zien we ook de blauwe zwaailichten. Paul trekt zijn broek aan terwijl ik alleen mijn kopje buiten steek. Wat blijkt… de ‘buren’ aan de overzijde van de rivier hebben melding gemaakt van ‘indringers’ op het veld bij de buurman! Zodoende staan er nu drie agenten, de tipgever en even later ook de boer zelf naast onze tent. Al gauw begrijpen de politieagenten het misverstand. Toch willen ze nog wel graag even onze paspoorten zien, onze handtekeningen op een leeg kladblok velletje en vooral foto’s maken van ons kampement en onze fietsen. Tot slot krijgen we nog hun telefoonnummer, mocht er ‘iets gebeuren’. Hartelijk dank agenten… maar meer commotie dan dit verwachten we toch echt niet vannacht.
Na een mooie week fietsen arriveren we in Písac. Hier begint onze verkenning van het Inca-rijk, met als hoogtepunt (hopelijk) over een week ook een bezoek aan Machu Picchu. Maar daarover, schrijf ik in de volgende blog…
Voor nu een hartelijke groet vanuit Peru!
HASTA LUEGO!
Hera
Weer heerlijk weggedroomd in je mooie avontuur, wat maak je met fietsen toch altijd veel mee.
Weer bedank Hera, en al het goeds verder gewenst.
Vriendelijke groet,
Louis uit Barendrecht
Weer een spannend verslag van een deel van jullie reis met alle gemakken en ongemakken.
Respect voor Paul dat hij ondanks het feit dat hij zo beroerd was, maar door jou gesteund, toch niet op heeft gegeven.
Sterk team hoor !
Lekker nog genieten van het laatste stuk van jullie prachtige reis en lekker dromen over de toekomst.
Houdo ,
Henk
Ha Hera, wat een heel leuke openings -foto, het Tilburgse Mie Katoen op z n Peruaans ! Ik had er graag tussen gezeten,
tenslotte heb ik de leeftijd ervoor en de nodige dans ervaring 🙂
En omdat ik weet dat Paul intussen hersteld is, kan ik met een gerust hart zijn plastisch verteld ziekenverhaal lezen,
hopelijk genieten jullie nu gezond en wel van al het karakteristieke van Peru en zijn bevolking en de bezienswaardigheden.
Heeeeeeeeeeeel veeeeeeeeeeeeeel lieve groeten en “……dat jullie de weg mogen gaan die je goeddoet……”, van je mamaMia
Die ene foto, waarop jullie aan de soep zitten……
Paul met z’n holle ogen en beetje wazige blik, Giraf die ook al onderuit ligt, maar jíj́???? Jij stráált van oor tot oor! Prachtig. Helemaal in je element. Hoe beroerd het ook kan zijn, jij maakt er iets van. Hulde! Je verdient het😊.
Bedankt voor het verhaal.
Gerdien
Wat een prachtige foto’s weer. Je kunt ook goed schrijven….leuk om te lezen. Ik reis mee al zou ik dát nu zelf niet meer kunnen. De reizen die ik nu maak zijn met een bus..en niet meer met mijn levensgezel.Ik denk dan maar, misschien in een volgend leven.. Gelukkig hebben we veel gereisd in ons leven al was dat minder avontuurlijk dan dat van jullie want dat is vaak echt afzien.. blijf gezond!
Hoi Hera en Paul
Wat en mooie foto’s en interessant verhaal .
Ik hoorde van jullie mam dat je weer aan het fietsen was, dus ik dacht dat wil ik wel lezen 🙂
De Groetjes uit Tilburg
Raymond