Céad Míle Fáilte

Ik kom aan in Ierland met de pont aan het einde van de middag. Mijn enige plan voor de rest van de dag is wegfietsen van Rosslare en de haven en een plekje vinden om mijn tent op te zetten. In Engeland werd me verteld dat het wildkamperen gemakkelijker zou worden in Wales en nog meer in Ierland, maar ik ben omringt door boerenland zonder een boerderij in zicht. De huizen liggen er leeg en stil bij. De enige mensen die ik zie zijn die in auto’s die me zo heel af en toe passeren op de smalle weggetjes. Ik hou er niet van om een gesloten hek te openen en in een weiland te kamperen, dat voelt niet goed. Ik vind het geen probleem om zulke regels van de overheid of een instelling aan mijn laars te lappen, maar iemands privé terrein betreden zonder het te vragen is niet mijn stijl.
Ik besluit op de deur te kloppen van een huis met rokende schoorsteen, een teken van leven.

Twee roodharige koppies loeren vanachter het raam naar me en een vrouw doet open. De meisjes duiken op achter haar. Ik vraag haar mijn waterzak te vullen en of ze me kan adviseren over een kampeerplek voor de nacht. Zij denkt dat het ‘overal wel kan’ maar adviseert met ook het een stukje verderop nog eens te vragen waar mensen naar haar idee daadwerkelijk wat van het land bezitten. Het oudste meisje legt me uit waar zij denkt dat ik de meeste kans maak.
Terwijl ik de oprit afrol richting naburige loods rijdt pa net de oprit op. In de loods vertellen Poolse werkers me dat zij me geen toestemming kunnen geven omdat zij het pand slechts huren. Ze verpakken planten die toevalligerwijs naar Nederland geëxporteerd zullen worden. Net als ik verder wil fietsen verschijnt er een auto met de oudste roodharige meid op de passagiersstoel. Haar vader zegt me hen terug naar het huis te volgen omdat ik in hun tuin mag kamperen. Later die avond, als we in de keuken samen thee drinken en koekjes eten, verteld hij me dat hij ook een fietser is… hoe kan het ook anders.
We wisselen verhalen uit over reizen en cultuur. De moeder en twee meiden (10 en 13 jaar) sommen een voor een op wat er typerend is voor Ierland en de Ieren. Een van die dingen is de gastvrijheid en de altijd aangeboden thee. En ze hebben gelijk. Het is mijn eerste avond in Ierland en ik ben omringt door een leuke familie.
De volgende ochtend word ik binnen geroepen voor ontbijt. Als moeder terugkomt van de kinderen naar school brengen vertelt ze me dat ze opgewonden waren om in de klas over mij te vertellen, die vrouw die rond de wereld fietst en in hun tuin kampeerde.
Ik stap op de fiets met een glimlach op mijn gezicht. Ik denk dat ik Ierland wel leuk vind.

Langs de west kust valt me nog meer gastvrijheid en vriendelijkheid ten deel. Opwarmen in toeristen bureaus (met thee natuurlijk) die het gehele jaar open zijn (in tegenstelling tot alle gesloten filialen in Engeland) en het krijgen van toestemming om in pakjes in dorpen te kamperen.

Ze leven wat ze preken, hun slogan: Céad Míle Fáilte.
‘Honderd duizend welkoms’.

Ik kampeer in een klein parkje aan de rand van een dorp genaamd Sneem op een regenachtige avond en wil er net inkruipen als er een auto bij mijn tent stopt. Een man stapt uit. Shit, nu zul je het net hebben, ongewenst gezelschap. De man komt naar me toe in de miezer en vraagt me: ‘Are you okay?’ ‘Ik zag je eerder voorbij fietsen en ik vroeg me af of je iets nodig hebt. Ik woon hier verderop in de straat. Wil je thee ofzo? Iets? Nou ja, ik woon hier in ieder geval in de straat. Goodnight.’
Welterusten.

De Ieren hebben wat weg van de IJslanders. Ze zijn niet erg zichtbaar, tenzij je in het centrum van een dorp bent. Je ziet ze niet rond het huis. Vaak vraag ik me zelfs af of huizen wel bewoond zijn. Ze zijn gemeubileerd maar er staan zelden bloemen of planten rondom of een ander teken van leven, ze ogen vaak somber.

Met het bereiken van de westelijke schiereilanden bereik ik ook toeristisch gebied. En niet zonder reden. Het Beara peninsula is prachtig. Veel klimmen en dalen maar de uitzichten maken het het zweten waard. De beroemde ‘Ring of Kerry‘, een van de toeristische hoogtepunten van Ierland volgt. Het toeristisch seizoen loopt op zijn einde en het is stil in de door souvenir winkeltjes gedomineerde dorpjes. Ik stop bij de chocolade fabriek in ‘the Glen‘ en na een uitgebreide chocolade-proef-sessie ben ik klaar voor de op één na steilste klim van Ierland. Nou ja, nee, misschien toch niet.. De vrouw bij het toeristen bureau vertelde me dat na de Glen er een klimmetje was maar dat het uitzicht mooi was, dus… Ik moest verdikkeme van mijn fiets afstappen om te duwen, iets dat me sinds de belachelijk steile keienwegen in het zuiden van Mexico niet gebeurd is en de laatste keer daarvoor kan ik me niet eens herinneren. De zon was warm (ja, ik heb het nog steeds over herfst in Ierland) en ik stripte zelfs van t-shirt naar hemdje vanwege de hitte.
Die nacht was de hemel kraakhelder en het was koud en de volle maan scheen fel als een enorme zaklamp over mijn kampeerplek in Kerry’s officiële ‘Dark-Sky Reserve‘.

Na verschillende nachten kamperen was ik blij aan te komen in het leuke stadje Killarney waar ik kon verblijven bij WarmShowers gastheer Timmy. Een van die WarmShowers adressen waar ik me direct welkom en comfortabel voelde. Het was fijn om te praten met iemand die ook veel gereisd heeft, de mogelijkheden bespreken van een tocht per paard door Mongolië, samen koken, dan weer ieder onze eigen gang gaan. Op zondagochtend, de ochtend van mijn verjaardag, stond er in de huiskamer een chocolade gebakje met een kaarsje klaar en hing er een slinger! Zoals altijd op mijn verjaardag op reis mocht ik van mijzelf de hele dag relaxen en lui zijn en lekkers eten.

Na twee ontspannen dagen was ik klaar om weer te fietsen. Het weer was veranderd en het regende veel. De regen die ik tot nu toe in Ierland heb ervaren is niets in vergelijking met hoe ik die uit Nederland ken. Het is hooguit wat zachte regen of miezer, behalve wanneer de wind de druppels in mijn gezicht slaat. Ik fietste naar de indrukwekkende 214 meter hoge ‘Cliffs of Moher‘ en daalde weer af naar zeeniveau om te landen in de tuin van een fijn hostel. Mijn tent staat daar nu, als enige, want de andere gasten slapen allemaal binnen. Maar ik mag wel fijn gebruik maken van alle luxe van het hostel, een grote keuken, open haard, WiFi, douche, wasmachine en een tafel waaraan ik kan zitten om deze blog te schrijven.

Mijn indruk van Ierland al met al is goed. Het westen is prachtig en de mensen zijn vriendelijk en behulpzaam. Er zijn veel mooie rustige weggetjes om uit te kiezen en het is groen (dankzij de regen). Het enige dat ik wel mis, al sinds mijn aankomst in Engeland, zijn pleintjes in het centrum van dorpen en steden. Zowel in het Verenigd Koninkrijk als in Ierland zijn er amper dorpspleinen met een bankje waar ik mijn lunch kan maken en het leven van alledag kan aanschouwen, zoals ik zo graag doe. In plaats daarvan zit ik dus geregeld op het terras van een nog gesloten pub.

Dan, om deze blog mee af te sluiten, heb ik nog mooi nieuws te delen dat ook het vervolg van mijn tocht zal bepalen. De korte film, genaamd PEDAL, die ik samen met filmmaker Scott Hardesty heb gemaakt, is geselecteerd als finalist voor het Banff Mountain Film Festival. Wat betekend dat mijn film daar voor honderden mensen op zeer groot scherm vertoond zal worden. Banff is een van de, zo niet hèt, meest gerenommeerde filmfestival in zijn soort en ik ben enorm enthousiast en ook wel een beetje trots dat mijn film daar in premiere zal gaan. Ik heb besloten naar het festival toe te gaan. Ik vond het geweldig daar vorig jaar en nu, met mijn eigen film als onderdeel en het weerzien van vrienden van vorig jaar, verwacht ik dat het minstens zo tof zal zijn. En na die ‘nine epic days’ (zoals ze ze daar noemen) van het festival, ben ik van plan oostwaarts te reizen. Per fiets of eerst een stukje met de trein, de precieze plannen zijn nog in de maak.

Helaas kan ik de film nog niet met jullie delen. Eerst gaat hij in premiere in Banff en daarna willen we hem inzenden voor nog verschillende andere festivals. Maar, zodra hij openbaar wordt gemaakt, zorg ik dat hij hier te zien is.

Over precies twee weken vlieg ik naar Canada. Maar voor ik dat doe zorg ik dat ik nog een blog schrijf over mijn (nu nog) resterende twee weken in het prachtige, groene, natte, Ierland.

Go dtí an chéad uair eile,
of, tot de volgende keer!

Scroll naar boven