De beruchte Northern Triangle en een TV crew op bezoek

Guatemala, El Salvador, Honduras.
Landen waarvan de naam menig vader- en moederhart zou doen rillen, bij de gedachte dat hun kind daar doorheen zou reizen. Landen die bekend staan om het hoge aantal moorden, drugs en ‘gangs’. Ook de harten van mijn ouders beefden bij het vooruitzicht dat ik in deze landen zou gaan fietsen. En nog..
De cijfers liegen er niet om, net als de berichten in de media. El Salvador had bijvoorbeeld recentelijk zijn eerste dag zonder moord sinds twee jaar. Inderdaad, liegen doen ze niet, wel geven ze een wel heel gekleurd beeld van deze landen. Moorden, drugs en gangs, dat is het liedje dat het nieuws graag zingt.

Belize daarentegen staat meer bekend als toeristische bestemming. Terwijl ik ook daarover een artikel kreeg toegestuurd met de alarmerende boodschap dat ‘van de landen die niet in oorlog zijn, Belize het land is met het hoogste aantal onopgeloste moorden.’ Percentueel gezien, neem ik aan, want het is een minilandje met slechts zo’n 370.000 inwoners.

Vanaf Flores in Guatemala fietste ik richting de grens van Belize. De paspoort check ging tamelijk vlot en vlekkeloos en ik pikte een gratis toeristische landkaart op. Grappig hoe een kaart waarin watervalletjes, grotten, boompjes en hangmatjes zijn getekend het land direct wat veiliger laat lijken. Het roept toch een beetje de associatie met de plattegrond van de Efteling op. Op papier zag het er in ieder geval uit als een doorsnee vakantiebestemming waar de gemiddelde toerist onbezonnen kan avonturieren.
Belize heeft de ‘Belize dollar’ als munteenheid, maar gebruikt ook de Amerikaanse dollar. 2 ‘Belize’ is 1 ‘U.S.’, altijd. Ze worden gemengd gebruikt. Anders dan in alle omringende landen wordt er in Belize Engels gesproken.

Ik fietste naar de Hummingbird Highway, wat ‘de mooiste weg van Belize’ moest zijn. ‘Aardig’, maar heel speciaal kan ik het niet noemen. Dat het met recht ‘de mooiste weg van Belize’ mag heten realiseerde ik me in de daaropvolgende dagen waarin ik over rechte wegen door monotoon landschap fietste.

In een cenote in Belize

Al dagenlang keek ik ernaar uit een kokoswater uit een kokosnoot te drinken. Maar iedere keer als ze langs de weg verkocht werden voelde het net niet als ’tijd voor pauze’. Dorstig voor kokoswater stopte ik een scooterrijder om hem te vragen waar ik kokosnoten kon vinden. ‘Je kunt het hier vragen’ zei hij, en wees naar het huisje dat achter de begroeiing naast de weg lag. Ik liep het modderige erf op. ‘Helloooo? Hellooooooohoo.’ Een jongeman kwam op me af en ik vroeg hem of hij kokosnoten te koop had. Dat moest hij even navragen. Even later kwam hij terug met zijn broer, die als een aap met handen en voeten zo tegen een ietwat scheve palmboom op klom. Hij hakte twee koksnoten los die hij eenmaal terug op de grond voor me velde. Daar zat ik met twee enorme kokosnoten. De moeder die ook nieuwsgierig naar buiten was gekomen vertelde me dat zij inderdaad kokosnoten verkopen, maar per honderd- of duizenden per vrachtwagen en niet aan langs de weg. Ze hadden een enorm stuk grond dat reikte tot ruim 14km achter het huis de jungle in. Veel te groot, zei ze. Zelfs leefden ze in een klein hutje op de zwarte grond. Voor deze twee kokosnoten voor een blanke fietser wilden ze niet hebben. Ze zei me: ‘Most people here when they see a white person they only think about one thing… and you know what that is…’.

Er hing in Belize inderdaad meer een ’toeristische’ sfeer dan in de andere Latijns Amerikaanse landen waarbij de blanke door menigeen beschouwd wordt als wandelende portemonnee. En niet alleen dat, de blanke vrouw wordt door menig man als vogelvrij beschouwd. Zonder man aan je zijde (en soms zelfs met) word je tot prooi gedegradeerd, wat resulteert in nafluiten, naroepen, schunnige opmerkingen of zelfs ongewenste aanrakingen. YEG! In de week die ik in Belize doorbracht haalden ze al gauw het bloed onder mijn nagels vandaan. Het is lastig om deze mannen terecht te wijzen wanneer ze geen ‘wezenlijke’ grenzen over gaan. Wat doe je als je op de fiets zit en voor de honderdste keer wordt nagefloten of met ‘Hey baby!’ wordt nageroepen. Soms zou ik zonder om te kijken mijn middelvinger op willen steken, maar ergens voelt dat als een te sterke reactie. Aan de andere kant wil ik me ook niet in die negatieve sfeer laten trekken. De mannen hier zijn niet echt kwaadaardig of gevaarlijk, maar bewust of onbewust zijn ze meer dan respectloos naar vrouwen. Iedere keer dat ik zo word nageroepen voelt het alsof zo’n man ongevraagd zijn hand op mijn been legt.

Aangekomen in het kustplaatsje Hopkins zette ik mijn tent op bij een simpel hostel, geleid door een oudere Amerikaanse. Een lokale man hielp met de organisatie. Terwijl ik zat te relaxen in een hangmat kwam hij nog eens terug op het gesprekje dat we eerder hadden.
‘I don’t know how you can ride your bike so far.’
Ik zei dat hij me zelf had gezegd dat hij ook lange afstanden fietste (wat onzin was), dus dat dat dan toch duidelijk was. Ik voelde al aan dat dit de verkeerde kant op ging.
‘But, you’re alone.
Dus?
‘But, you’re a woman.’
Dus?
‘But, you’re beautiful.’
Dus?
Wat hij daarop moest zeggen wist hij duidelijk niet. Al met al vond hij het maar gevaarlijk wat ik deed. Later die avond zat ik lekker alleen buiten. Hij besloot onnodig dicht bij me te komen staan en zei ‘I don’t want you to be sitting alone here’. Ik zei hem dat ik graag rustig alleen buiten zat. Wat hij daarop zei weet ik niet meer, wel dat hij het nodig vond daarbij over mijn arm te aaien en zijn hand op mijn rug te willen leggen. Onmiddellijk werd ik laaiend vanbinnen. Wat dacht hij wel niet?! Ik glipte onder zijn hand vandaan en ik zij hem ‘I don’t want to be touched.’ Hier schrok hij duidelijk van terug en bood me direct zijn hand aan om die te schudden, dat het ‘oké’ was. Daarna liet hij me met rust en heeft hij zijn gezicht niet meer laten zien.

Van een fietser in Flores kreeg ik een goede tip. ‘Als een man tegen je zegt dat je mooi bent, zeg dan niet ‘dankjewel’, maar zeg ‘dat weet ik’. Als je dankjewel zegt dan geef je hem macht en waardering, als je zegt ‘dat weet ik’ maak je hem overbodig en is hij misschien zelfs zo op zijn tenen getrapt dat je in één klap van hem af bent. Dit is dus mijn nieuwe aanpak!
Dat ik daar zelf nooit aan gedacht hebt…..

Na enkele dagen in een hangmat in het toeristische Placencia steek ik opnieuw de grens over naar Guatemala, ditmaal in het oosten van het land. Inmiddels begin ik er aan te wennen dat elke namiddag de hemel hier openbarst voor een lange zware regenbui die soms doorgaat tot in de nacht.

El Salvador, een land waarover ik nog nooit wat goeds gehoord had. Nou ja, behalve dan van de mensen die er geweest zijn..

Bij het kiezen van een route houd ik het advies van een Mexicaanse vriend in mijn achterhoofd; ‘blijf uit de buurt van de spoorweg’. Dat is de plek waar de ‘narco’s‘ oftewel de drugkartels opereren. De goederentreinen worden, veelal door jongeren, gebruikt om richting de V.S te reizen, op zoek naar een beter leven. In de afgelopen tien jaar is 10% van de bevolking van de ‘Northern Triangle‘ (Honduras, El Salvador, Guatemala) uit hun thuisland vertrokken gedreven door wanhoop en armoede, vaak slachtoffer van geweld. Geschikte slachtoffers voor de kartels om te ontvoeren en onder dwang te recruteren. Ze verdwijnen spoorloos en zonder dat er een haan naar kraait. Ik herinner me dit ineens weer als ik een man naar informatie vraag over een secundaire weg die langs het spoor loopt. Na een informatie over het wegdek en het ontbreken van een brug etc. etc. fluistert hij luid dat het er gevaarlijke is vanwege de ‘bandidos’. De bel in mijn achterhoofd wordt geluid en ik besluit direct me tot de hoofdweg te beperken.
In slechts drie en een halve dag doorkruis ik het oosten van Guatemala en klim naar de El Salvadoraanse grens. Ik ben extra opgewonden als ik naar de grens fiets want dit is het veertigste land waar ik op mijn fietsreizen doorheen trek. El Salvador, een land waarover ik nog nooit wat goeds gehoord had. Nou ja, behalve dan van de mensen die er geweest zijn..

El Salvador heeft geen eigen munteenheid en gebruikt enkel de Amerikaanse dollar. Een mooie kans om wat overvloedige contante resterend uit Amerika van de hand te doen.
Accommodatie blijkt een slag duurder dan in Guatemala. Ik stel geen hoge eisen, maar het is toch jammer om €6 voor een stal neer te tellen waar je daar in Mexico een eigen badkamer voor op de kamer had. Wildkamperen zit er niet in. Het is te dichtbevolkt en daarnaast ben ik me toch terdege bewust van de risico’s. Meer dan in Guatemala is het verschil tussen arm en rijk hier te zien. De armoedigheid zoals we die van TV kennen zie ik hier live langs de weg lopen en liggen, schrijnend. Terwijl zelfs een dummie als ik kan zien dat er hier ook de nodige dure auto’s rondrijden. De eerste nacht verblijf ik in een stadje slechts 15km over de grens en vanaf het eerste moment voel ik dat ik dit land mag. De atmosfeer is goed, er is volop leven, de markt kronkelt door de straat met bekende en onbekende producten, er is weer verse kaas, iets bruins wat chocolade genoemd wordt en daar in de verte ook wel iets van weg heeft en in de bakkerijen worden koekjes gebakken die niet naar karton met suiker smaken. Duidelijk een grote stap vooruit na Mexico en Guatemala. De mensen op straat en in de winkels zijn duidelijk geen toeristen gewend en helpen graag en zo goed ze kunnen maar zijn niet overdreven nieuwsgierig. Ik besef me goed dat ik in mijn bevoorrechte positie niet te veel mag klagen over nieuwsgierige ‘locals’, maar ik kan niet ontkennen dat ik het heerlijk vind als ik gewoon kan opgaan in het dagelijkse leven in een vreemd land zonder dat ik tijdens iedere rustpauze mijn verhaal moet doen.

Na enkele prachtige fietsdagen in El Salvador en met nog slechts één fietsdag te gaan naar de grens kwam ik gisteren aan in San Miguel, waar ik in contact was gebracht met Marielos. Een vriendin van een vriendin van mijn vriend Manuel (de triatleet) uit Mexico-stad. We troffen elkaar bij een tankstation in de chaos van San Miguel, een stad met 1 miljoen inwoners en daarmee de derde grootste stad van El Salvador. De fiets werd achterin de pick-up gezet en we vertrokken voor een maaltijd en douche naar haar huis. In gesprek daar kwam de oorlog ter sprake. De burger oorlog waar ik zo weinig over weet maar die 12 jaar lang El Salvador heeft geteisterd. De guerrilla’s tegen de regering. Ze vertelt over haar zus die nu in Engeland leeft, die bij de guerrilla’s was en wiens man en kind door de regering zijn vermoord. En over haar vriendin, via wie ik aan haar gekoppeld ben, die naar Mexico is verhuisd om de oorlog te ontvluchten. De oorlog heeft geduurd tot 1992. We zijn nu pas 26 jaar verder en ik fiets dit land binnen met amper kennis van wat er hier heeft plaatsgevonden. Bij deze vrouw, voor wie het de harde en recente realiteit is, aan tafel voel ik me daar enigszins beschaamd over.

Na het eten stappen we weer in de auto en brengt ze met naar El Cuco, een dorpje aan de kust waar haar familie een vakantiehuis heeft. En hier zit ik nu in een hangmat.
Voorbij het tuinhek zie ik de golven het strand op rollen. Gisterenmiddag ben ik al een tijd in de golven aan het zwemmen geweest, een uitputtingsslag maar heerlijk om te doen.

..iets bruins wat chocolade genoemd wordt en daar in de verte ook wel iets van weg heeft en in de bakkerijen worden koekjes gebakken die niet naar karton met suiker smaken.’

Terwijl ik in een hangmat lig te lezen in ‘The Long Way Home’, over de motortrip van Ewan McGregor en vriend Charley komt er een televisieploeg de tuin in gelopen. Van de huisoppas hier had ik wel begrepen dat er een vriend langskwam die een videotje wilde maken, maar dat had ik niet geïnterpreteerd als ‘de televisie’. Marielos heeft ze verteld over mijn reis en nu komen ze verhaal halen. Ik zie hoe de interviewer glimt van blijdschap en trots als ik vertel hoe ontzettend mooi ik El Salvador vind en hoe vriendelijk de mensen. Zijn laatste vraag is wat ik anderen zou willen vertellen over hun land.
Het item werd de volgende avond op TV uitgezonden, zodra ik het online gevonden heb, deel ik het natuurlijk met jullie.

Ik besef me sinds deze week dagelijks dat ik binnenkort weer voet zal zetten op Nederlandse bodem. Over twee weken zit ik in het vliegtuig. In die twee weken staan er nog drie landen op het programma. Ondanks het vele reizen dat ik inmiddels achter de rug heb, de 40 landen die ik nu befietst heb, blijft het gegeven van tijd en afstand moeilijk te vatten. Ik weet dat wanneer ik dit schrijf in Nederland het einde van de werkdag daar is, het is hier 9:56, ’thuis’ is het 16:56. Mijn broer komt vermoeid thuis na weer een dag werk als dakbedekker, mijn vrienden hebben weer een avond voor de boeg in de klimhal.
Het is totaal niet te vergelijken met wat ik iedere dag doe. Toch voelt het niet alsof ik ‘op vakantie’ ben en zij ‘aan het werk’. De mate waarin wat ik doe ook ‘dagelijks leven’ wordt is zelfs voor mijzelf soms moeilijk te bevatten, laat staan voor anderen.
Het idee dat deze manier van leven ‘nergens naar leidt’ is evenzeer bevrijdend als beangstigend. Al zou ik ook niet weten waarheen ik een leven zou willen leiden.
Al reizende vind ik het op het moment eenvoudiger dan ooit om ‘in het nu’ te leven, het enige moment dat er toe doet.
Ik las onlangs het citaat van Kahlil Gibran: ‘Onze angst komt niet van het denken aan de toekomst, maar van de wil om hem te controleren.’
Met een enkeltje Nederland op zak heb ik nog geen controle uitgeoefend op de toekomst. Soms maakt het me wat nerveus dat ik geen datum heb waarop ik weet dat ik weer vertrek en waarheen precies, maar aan de andere kant merk ik hoezeer ik gewend ben geraakt aan het leven in het moment. Mijn hoofd blokkeert als ik probeer verder vooruit te denken dan mijn aankomst in Nederland.

Ik kijk ernaar uit om weer in mijn thuisland te zijn. Genieten van mijn familie en vrienden, het eten, de stad, het PLATTEland. Ik voel er nu hetzelfde kriebelende enthousiasme voor als wanneer ik op reis ga, maar dan met minder zenuwen.

Tegelijkertijd kijk ik nog erg uit om de andere Latijns Amerikaanse landen te zien. Als Guatemala en El Salvador de toon zetten voor wat er nog komt, ga ik nog twee mooie weken tegemoet.

Tijd en afstand zijn iets geks. ‘Thuis’ is een tijdspanne van twee weken heel overzichtelijk. Hier kan ik er geen pijl op trekken en kan ik me niet voorstellen dat ik in twee weken nog drie landen bezoek, van het fietsen geniet en het vervloek, tegenvallers en meevallers zal hebben en ondanks alle onzekerheid en hobbels op 29 juni om 7:00 in het vliegtuig naar Nederland zal zitten met mijn fiets netjes ingepakt in het bagageruim.

Over deze achtbaan en de goede (want daar gaan we vanuit) afloop schrijf ik de volgende keer.

2 gedachten over “De beruchte Northern Triangle en een TV crew op bezoek”

Reacties zijn gesloten.

Scroll naar boven